-
Heb je nog geen vragen, maar wel interesse in Overheid in transitie?
Samen vernieuwen.
Terugblik Out of Office #29: ‘Inclusieve energietransitie’
Thijs van Spaandonk is stedelijk ontwerper en curator ‘energietransitie als hefboom’ van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) 2020. Hij ziet de energietransitie waar steden voor staan als drijvende kracht achter een inclusieve stadsontwikkeling én andere belangrijke opgaven zoals voedselvoorziening, productiviteit, goed wonen en sociale gelijkheid. Daarmee is de energietransitie niet alleen een doel maar ook een middel dat bewust kan worden ingezet om te werken aan aantrekkelijke, veerkrachtige en inclusieve steden. Thijs van Spaandonk neemt ons mee in de uitdagingen die de klimaatcrisis met zich meebrengt en de verschillende manieren waarop je naar dit vraagstuk kunt kijken.
De klimaatcrisis als strijd
Volgens Van Spaandonk zijn er (internationaal) steeds meer mensen++Klimaatcrisis als strijd tegen het ‘oude systeem’Denk aan schrijvers als Bruno Latour met zijn boek ‘ Down to earth’ en Kate Raworth met haar boek ‘Doughnut economics’. die de klimaatcrisis beschouwen als een strijd tegen de machthebbers in ‘het oude systeem’. Deze machthebbers zijn zowel politici als bedrijven die de klimaatverandering bewust ontkennen als een strategie om niet te hoeven veranderen. Waar in Nederland grote vervuilende bedrijven mee onderhandelen om te komen tot een klimaatakkoord, zien zij bedrijven als Shell als de tegenpartij, waar je niet mee onderhandelt. Shell wist immers al heel lang dat hun producten een grote veroorzaker zijn van de huidige klimaatverandering en heeft lang niets gedaan, uiteraard om het eigen belang te beschermen.
Daartegenover staan partijen die wel zien dat er onmiddellijk actie nodig is en dat dit niet kan zonder pijnlijke keuzes te maken. De klimaatcrisis vraagt om fundamentele veranderingen en een nieuwe, open economie. Niet met de grenzen dicht maar met de grenzen open, waarbij de mens niet als homo economicus wordt gezien, maar als betrokken burger die onderdeel is van een gemeenschap. De klimaatcrisis vraagt om fundamentele veranderingen en een nieuwe, open economie, waarbij de mens wordt gezien als betrokken burger die onderdeel is van een gemeenschap.
Op zoek naar ‘het wij’ in een verknipt proces
Het Nederlandse klimaatakkoord kan gezien worden als de eerste stap op weg naar fundamentele oplossingen, maar volgens Thijs van Spaandonk heeft de overheid in dat proces veel kansen gemist. Dit heeft onder meer te maken met hoe de overheid het participatieproces voor de totstandkoming van het klimaatakkoord heeft ingericht. Zo bepaalde de overheid wie er aan tafel zat. Daarnaast knipte zij alles op in deelonderwerpen (industrie, gebouwde omgeving, elektriciteit, …), waar men in ‘deeltafels’ het gesprek over voerde. Het probleem is dat er heel veel belangrijke zaken tussen die tafels zijn gevallen.Het probleem is dat er heel veel belangrijke zaken tussen de door de overheid opgerichte ‘deeltafels’ zijn gevallen. Als voorbeeld noemt Van Spaandonk dat er in de tafel ‘gebouwde omgeving’ alleen werd gesproken over het verwarmen van de gebouwen en niet over het materiaal waarmee nieuwe gebouwen worden gebouwd. Zo is betonbouw veel belastender voor het milieu dan bouwen met hout, maar hierover werd niet gesproken.
Energietransitie biedt koppelkansen
Het huidige klimaatakkoord gaat nu vooral over het CO2-neutraal verwarmen van gebouwen. Maar dit doet volgens Van Spaandonk geen recht aan de realiteit: voor de energietransitie moeten bijvoorbeeld straten open omdat er een warmtenet in moet. De term openbare ruimte komt echter nauwelijks voor in het klimaatakkoord. Terwijl de energietransitie juist een aanleiding kan zijn om over de straat en de publieke omgeving na te denkenDe term openbare ruimte komt nauwelijks voor in het klimaatakkoord. Terwijl de energietransitie juist een aanleiding kan zijn om over de straat en de publieke omgeving na te denken..++Openbare ruimte opnieuw bekekenEen mooie lokaal voorbeeld is te vinden in Enschede waar de openbare ruimte bij een school ‘s ochtends in gebruik is als Park & Ride voor de ouders en overdag onderdeel wordt van het speelplein en door de kinderen wordt gebruikt voor sport en spel. Wat zou een groene straat opleveren? Kan er verkoeling komen, of sportvoorzieningen?
Wijkgerichte aanpak: liever kijken naar overeenkomsten
In de komende jaren gaat Nederland wijk voor wijk van het gas af. Maar hoe definiëren we een wijk? Wanneer we uitgaan van de wijkindeling die het CBS hanteert, gaat het over woongebieden die in verschillende tijden zijn gebouwd, een ander type bebouwing hebben en die dus ook om andere keuzes vragen. Volgens Van Spaandonk is het voor de transitie naar aardgasvrij daarom veel nuttiger om in plaats van volgens de CBS-indeling te kijken, te onderzoeken welke buurten dezelfde kenmerken hebben qua type bouw, bouwperiode, eigendomssituatie, sociale situatie en inrichting van de openbare ruimte.
Woon je het liefst in een zij-wijk, een ik-wijk of een wij-wijk?
Wanneer je kijkt naar de wijze waarop de energietransitie kan worden aangepakt, en wie verantwoordelijk is, onderscheidt Van Spaandonk grofweg drie soorten bewegingen:
De Zij-wijk
In een zij-wijk wordt de transitie overgelaten aan bedrijven en de overheid. De wijk is comfortabel voor bewoners, omdat alles voor hen geregeld wordt, maar de bewoners gedragen zich niet duurzaam, omdat zij de transitie niet eigen hebben gemaakt.
De Ik-wijk
In een ik-wijk is ieder huishouden zelf verantwoordelijk voor de energietransitie. Mensen maken een bewuste keuze en hebben het zich eigen gemaakt. Maar omdat iedereen zijn eigen oplossingen kiest, is het weinig efficiënt en de vraag is of iedereen wel mee kan doen.
De Wij-wijk
In een wij-wijk wordt de energietransitie in de wijk collectief opgepakt door bewoners in samenwerking met ondernemers en de overheid.In een ‘wij-wijk’ wordt de energietransitie in de wijk collectief opgepakt door bewoners in samenwerking met ondernemers en de overheid. De wij-wijk is een plek waar afval wordt hergebruikt, energie collectief wordt opgewekt, overschotten worden verkocht en de winst weer in de buurt wordt geïnvesteerd. Het is een wijk waar nieuwe, andere verdienmodellen ontstaan en die zo optimaal mogelijk wordt georganiseerd voor het gemeenschappelijk belang.
Het bureau Bright van Thijs van Spaandonk heeft een klimaatspel ontwikkeld als start om tot zo’n collectieve aanpak te komen. Het spel maakt de effecten van de voorgenomen maatregelen op de fysieke leefomgeving direct zichtbaar.
“Het doel van het spel is om het gesprek aan te gaan. Wat kun je samen doen als woonblok en welke keuzes zijn er überhaupt te maken? Bekijk vervolgens wat de maatregelen aan CO2-winst opleveren en kijk daarna welk financieringsmodel je zou kunnen gebruiken. In sommige wijken zijn er misschien genoeg koopkrachtige burgers, en in andere wijken niet. Daar heb je dan een externe investeerder voor nodig die de investering doet, maar geen eigenaarschap neemt over de opbrengsten. Het eigendom van vastgoed moet niet de sleutel zijn om mee te kunnen doen, maar het feit dat je inwoner of gebruiker bent.“
De energietransitie als hefboom
Om zaken slim te combineren helpt het om de energietransitie niet alleen als koppelkans te zien, maar als hefboom. Van Spaandonk is ervan overtuigd dat de energietransitie een hefboom kan zijn om te werken aan duurzame, veerkrachtige steden. Hij verwijst daarbij naar de ‘Green New Deal’++Green New DealDe Green New deal is een Amerikaans voorstel voor een set aan vergaande maatregelen die klimaatverandering tegengaan en tegelijkertijd de ongelijkheid verminderen. Literatuurtip: Het boek ‘On Fire: The (Burning) Case for a Green New Deal’ van Naomi Klein. zoals die door politici in de VS is gepresenteerd. De energietransitie kan een aanjager zijn om te werken aan de sustainable development goals. En dan niet aan een of twee van deze doelen, maar aan alle doelen tegelijk, omdat juist deze integrale benadering kansen biedt. De energietransitie is dan een hefboom voor een samenleving die mooier, eerlijker en gelijkwaardiger is, die nieuwe banen creëert en bijdraagt aan een nieuwe, radicaal duurzame economie. Dit betekent wel dat we het eigenaarschap moeten beleggen bij de mensen zelf, omdat zij de beste keuzes kunnen maken voor de welvaart in hun eigen buurt. Als we dit in Nederland willen bereiken, is een cultuurverandering nodig. Het is belangrijk om te komen tot een nieuw verhaal dat mensen zich kunnen voorstellen en waarin ze kunnen geloven.Het is belangrijk om te komen tot een nieuw verhaal dat mensen zich kunnen voorstellen en waarin ze kunnen geloven. Ontwerpers spelen daarbij een belangrijke rol, omdat zij kunnen laten zien hoe deze nieuwe wereld eruit kan komen te zien. Van Spaandonk:
“Mensen moeten de alternatieve toekomst gaan zien, ruiken en ervaren, misschien ook in hun portemonnee. Het bouwen van houten huizen zorgt bijvoorbeeld niet alleen voor een lagere CO2-uitstoot, houten gebouwen voelen ook comfortabeler en zijn beter voor de gezondheid. Daarom moeten we het alternatief voorstelbaar maken: als mensen eenmaal doorhebben dat ze kunnen besparen, dan wordt het een sport, of worden ze zich bewust van het feit dat het kan. Dus niet zeggen dat het slecht is wat we nu doen, maar kijken hoe bepaalde veranderingen een leven makkelijker, fijner en comfortabeler maken.”
Wie neemt er verantwoordelijkheid?
In het publiek vraagt iemand zich af waarom de overheid niet veel meer zelf doet in de energietransitie in plaats van het over te laten aan individuele bewoners. Twee aanwezige ambtenaren“De realiteit is dat wij als overheid moeite hebben met het vinden van draagvlak in de samenleving voor duurzaamheidsbeleid”, zegt een aanwezige ambtenaar van de gemeente Amsterdam. van Team Aardgasvrij van de gemeente Amsterdam reageren: “Dat kost enorm veel geld. Geld dat wij als lokale overheid niet hebben.” Een collega vult aan: “Je zegt, de overheid moet dit, de overheid moet dat, maar de overheid dat zijn wij allemaal. De realiteit is dat wij als overheid moeite hebben met het vinden van draagvlak in de samenleving voor duurzaamheidsbeleid.”
Op deze opmerking volgt een inventarisatie in het publiek. Het merendeel blijkt graag in een door Van Spaandonk geschetste wij-wijk te willen wonen. Dit zou betekenen dat veel mensen dus wel een actieve rol zouden willen spelen in de energietransitie, wanneer dit kansen biedt voor verbeteringen in de buurt. Een van de Amsterdamse ambtenaren vraagt zich af of dit aandeel zo hoog zou blijven als het er echt op aankomt:
“Als je aan Amsterdammers vraagt wat ze van duurzaamheid vinden, dan vindt 97% van de mensen het heel belangrijk. Mensen zeggen dat ze dingen belangrijk vinden, maar in de praktijk doen veel mensen al jarenlang niets als het om duurzaamheid gaat. Behalve misschien glas en papier scheiden.”
Dit leidt tot de vraag of de overheid er altijd in slaagt om het participatieproces goed in te richten.Slaagt de overheid erin om het participatieproces goed in te richten? Een van de observaties is dat de rijksoverheid alleen het proces faciliteert maar niet als probleemeigenaar aan tafel zit. Is dat niet zorgelijk? Daarnaast hangt de actiebereidheid van bewoners ook af van de wijze waarop de (lokale) overheid het proces faciliteert: Zijn er wel voldoende plekken in de buurt waar burgers samen kunnen komen om samen het gesprek te voeren over de buurt? Wordt er voldoende gedaan om iedereen te betrekken?
Gespreksleider Thijs van Exel vat het samen:
“Als je wilt dat mensen betrokken zijn, dan moet je daar als overheid iets voor over hebben. En het is belangrijk om het proces zodanig te ontwerpen dat het bijdraagt aan het goede gesprek en ertoe leidt dat mensen gezamenlijk in actie komen. De klassieke bewonersavond kennen we nu wel. Het idee dat wanneer de overheid kennis deelt, mensen vanzelf de juiste keuzes maken is verouderd. Iedereen brengt vanuit zijn eigen ervaringen kennis mee. We weten nog niet precies hoe de energietransitie eruitziet, maar hebben allemaal een puzzelstukje in handen. We kunnen al doende veel van elkaar leren op weg naar de radicale veranderingen die nodig zijn.”