Opinie

Het heeft geen zin leraren alleen meer geld te geven

Analyse van ontoereikende HO-strategie.

Auteur: Joeri van den Steenhoven (voormalig voorzitter Kennisland)

Weg met de boodschappenlijstjes. Tijd voor ingrijpende keuzes in HO-kwantiteit en kwaliteit: variëteit en slimmer organiseren. Kennisland-voorzitter Joeri van den Steenhoven analyseert in een gesprek met Scienceguide de ontoereikende HO-strategie. Hoe komen hbo en wo uit de spiraal van steeds meer verwachtingen bij steeds minder geld? 

"We zakken weg op alle internationale lijstjes, niet omdat we het zo slecht doen. We doen het best redelijk. Maar andere landen doen het beter en halen ons links en rechts in."

Hoe komt het dat andere landen ons inhalen op de internationale HO-lijstjes? Komt dat enkel omdat die landen meer in onderwijs investeren of hebben ze een betere agenda?

"Beide. Ik wil niet te vaak op Finland wijzen, maar daar hebben ze de kwaliteit van de organisatie en de werkomgeving in het onderwijs beter op orde, waardoor het daar leuker is om leraar te zijn. Het mooiste voorbeeld is eigenlijk Zuid-Korea. Dat land is de afgelopen jaren echt omhoog geschoten op alle ranglijstjes, van plaats twintig naar de top 3. Daar is flink geïnvesteerd in de opleiding, begeleiding en nascholing van leraren. Het interessante is dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het Koreaanse HO is toegenomen.

In Nederland wordt vaak geroepen dat daar een tegenstelling in zit, dat dat niet kan: meer studenten betekent minder kwaliteit. Dat is slechts waar als we op dezelfde manier blijven werken en organiseren. Dan wordt de collegezaal steeds voller totdat die op een gegeven moment uitpuilt.

Als de docent dan wat extra geld krijgt, maar die collegezaal zit nog steeds vol, dan stijgt de kwaliteit ook niet. Dat is wat we de afgelopen jaren hebben gezien. Het geld dat is geïnvesteerd heeft bij lange na niet altijd bijgedragen aan een betere onderwijskwaliteit.

Daarbij moet worden aangetekend dat per saldo het hoger onderwijs er de afgelopen vijftien jaar financieel op achteruit is gegaan. De vraag is hoe die spiraal te doorbreken. Dan moeten we nadenken over hoe we het onderwijsproces beter kunnen organiseren. En als daar meer geld voor nodig is, is het compleet gerechtvaardigd om investeringen te vragen.

Walter Dresscher van de Aob betoogde onlangs dat het debat moet gaan over slimmer worden, niet slimmer werken.

"Daar heeft hij ook helemaal gelijk in! Alleen ziet hij het als twee verschillende dingen. Slimmer worden is het uiteindelijke doel, dat is keihard nodig. Dat betekent meer mensen beter opleiden. Alweer die dubbele uitdaging: hogere kwantiteit én kwaliteit. Dat kun je niet bereiken zonder slimmer werken. Dat betekent niet heel veel harder werken, er wordt internationaal vergeleken al heel hard gewerkt in het Nederlandse onderwijs. Het heeft geen zin leraren meer geld te geven en te zeggen ‘werk eens wat harder om de kwaliteit op te krikken’. Dat heeft geen effect. Dus moeten we aan de organisatie van het onderwijs werken.

Dit is precies wat zich de afgelopen twintig jaar in het bedrijfsleven heeft afgespeeld. De productiviteit is daar flink gestegen terwijl de kosten zijn gedaald. Door slimmer te organiseren is er meer gehaald uit de aanwezige middelen. Nu zou ik heel graag zien dat het onderwijs meer middelen krijgt, maar alleen als dat effect heeft op het aantal mensen dat we opleiden én als dat de kwaliteit van de opleiding ten goede komt."

Die twee moeten dus tegelijkertijd verbeterd worden. Hoe?

"Het antwoord op deze vraag luidt: differentiatie. Het oude model waarbij we iedereen door dezelfde mal pompen kan niet meer. Je moet differentiëren in onderwijsvormen en -aanbod. We mogen niet langer iedereen hetzelfde aanbieden."

Maar dan zijn we toch op de goede weg? We hebben al associate degrees en honours programs en dergelijke.

"Jazeker, en dat is ook heel erg knap. Zonder dat ze extra middelen hebben gekregen zijn er binnen het hbo en wo een paar belangrijke stappen gezet in de juiste richting. De University Colleges zijn bottom-up begonnen. Hans Adriaansens is er jaren geleden mee gestart. Nu hebben we er vier. Dat is heel goed, maar qua differentiatie is dat nog niet genoeg, dat moet verder doorgezet worden. Dat moeten het hbo en wo ook zelf doen. En daar moeten ze de middelen voor krijgen. Maar dat moet geen blanco cheque zijn.

We moeten eerst weten wat ze ermee willen doen. Mijn stelling is dat het hoger onderwijs geen extra geld krijgt als ze dat niet hard maken. Dat is ook de grote fout die de afgelopen vijftien jaar is gemaakt. Er is te vaak gezegd ‘wij hebben extra geld nodig en vertrouw er maar op dat wij het goed besteden’. Dat is geen goed verhaal. Het indienen van zulke boodschappenlijstjes komt zeker in de huidige tijd helemaal niet aan in Den Haag. Toch gebeurt het ook deze verkiezingscampagne weer.

Overigens heb ik geen hoge verwachtingen dat er veel extra geld richting het hoger onderwijs komt na de verkiezingen. Als er geld vrijkomt, zal dat vooral naar het funderend onderwijs gaan.

Daarom moeten we durven kijken hoe we het hoger onderwijs uit de klem kunnen bevrijden waar de overheid het al jaren in vastzet: meer vragen maar minder bieden. Bijvoorbeeld door op een verantwoorde manier een grotere bijdrage te vragen van studenten, zeker in de masterfase. En als je dan serieus werk maakt van kwaliteitsverbetering, is er wellicht ook de bereidheid om daar vanuit de overheid extra aan bij te dragen.

Kennisland heeft de afgelopen tien jaar politiek het argument onderbouwd dat het in ons aller belang is om te investeren in een kenniseconomie. Overigens vaak zonder de steun van universiteiten en hogescholen. Ik ben daarom ook Kennisland begonnen: omdat ik zo verbaasd was dat de kennissector niet zelf een vurig pleidooi hield voor het belang van de opbouw van de Nederlandse kenniseconomie.

Door het in een bredere context te gieten kreeg het hoger onderwijs vanzelf een belangrijkere positie. Nu staat het hoog op de agenda’s. Niet alleen door ons, maar dus ook niet dankzij het hoger onderwijs. Willen ze nu de aandacht voor kennis verzilveren, en dat moet echt, dan moeten ze met een serieus plan komen hoe ze dat willen doen. En het is goed dat ook studenten daar om vragen. Ik snap dat studenten kritisch zijn. Het is terecht dat ze vragen: ‘als ik meer moet betalen, dan wil ik een betere opleiding. Hoe gaan jullie dat doen?’ "

Heeft de Commissie Veerman hier al het goede voorbeeld gegeven aan het hbo en wo?

"Wat mij opviel is dat het hoger onderwijs de Commissie Veerman direct omarmde, omdat het rapport een beetje makkelijk zei dat er extra geld moest komen. Maar de hoofdboodschap van de commissie was een hele andere, namelijk: de kwaliteit die het hoger onderwijs nu levert is onder de maat, en daar moeten jullie wat aan doen. Als je naar de statistieken op de laatste bladzijdes van het rapport kijkt…dat is toch best ‘shocking’. Hier moet wel wat gebeuren. En dat kan niet zonder slimmer werken en slimmer organiseren.

Ik ben wel met Roel in ’t Veld eens dat we niet ineens de aanbevelingen van Veerman integraal moeten overnemen. Er zitten echter wel veel interessante aanknopingspunten bij. Maar ook gevaren, zeker voor het hbo. Zeker als het gaat om profilering. Niet iedereen kan top zijn. Na differentiatie, profilering en strengere selectie bestaat de kans dat grote hogescholen enorme vergaarbakken worden. Daar moeten we voor oppassen.

De stap naar meer differentiatie en profilering zal niet in rap tempo plaatsvinden, ben ik bang. Dat heeft ook met de bekostigingssystematiek te maken. Als je een kleine, maar heel goede universiteit met een duidelijk profiel wilt zijn, bijt je volgens het huidige bekostigingsmodel in je eigen staart. Ook hier zullen we slimmer moeten organiseren met de incentives op de juiste plaats."

Over wat voor incentives hebben we het dan? Welke keuzes moeten gemaakt worden?

"Als het gaat om profilering kunnen we het best, wederom, naar de Finnen kijken. De overheid bepaalt niet waar universiteiten en hogescholen zich op moeten richten, dat bepalen ze zelf. Je kunt wel stimuleren dat ze dat doen.

De Finnen wilden begin jaren ’90 profilering in onderzoek aanbrengen. Ze vroegen de universiteiten 10% van hun eigen budget voor onderzoek vrij te spelen, dus dat betekende keihard bezuinigen. Het bedrag dat hiermee vrijkwam moesten dan besteden aan twee of drie gebieden waar de universiteit vanuit haar historie een band mee had, waar ze tot de top behoorden of dachten te kunnen behoren. En meteen ook een terrein waar de omgeving, de regio en het bedrijfsleven ook iets mee had.

Vervolgens zei de overheid tegen de universiteiten:’als jullie die onderzoeksgebieden hebben verkozen, verdubbelen wij het bedrag dat jullie hebben vrijgemaakt’. Als de Commissie Veerman zegt dat zij meer profilering wil, dan is dit een goede manier om daar naar toe te werken.

De volgende kabinetsperiode moeten alle partijen hiermee aan de slag en zullen ze grote stappen moeten maken. Met de Kennisinvesteringsagenda is al meer gezamenlijk opgetrokken. Prachtig, maar als land hebben we nog steeds te weinig vooruitgang geboekt. In 2003 kwam de eerste Kenniseconomie Monitor uit, met als titel ‘Tijd om te kiezen’. Het is nu zeven jaar later, maar we hebben nog steeds niet gekozen.

Wat mij opviel aan het laatste rapport van het Innovatieplatform was de hoge mate van overeenkomst met die eerste monitor uit 2003. En ondertussen zakken we langzaam weg. Dat zal alleen nog maar harder gaan als we geen keuzes durven te maken. Ik hoop dat de kennissector daarbij nu zelf het voortouw neemt." 

Ook interessant

Cookie toestemming
De KL-website gebruikt cookies om Google Analytics, YouTube en Vimeo mogelijk te maken. Lees meer over ons privacybeleid.