Lang leve de amateur
Marcel Oosterwijk Hoofd communicatieOp 17 maart organiseerde het Fonds BKVB een debat naar aanleiding van het zojuist verschenen essay ‘De waarde van de amateur’ geschreven door Jorinde Seijdel. Marcel Oosterwijk was erbij.
Op 17 maart organiseerde het Fonds BKVB++BKVBSinds 2012 is dit fonds gefuseerd met het Mondriaan Fonds. een debat naar aanleiding van het zojuist verschenen essay ‘De waarde van de amateur’ geschreven door Jorinde Seijdel. Zij beschouwt in deze publicatie de opkomst van de amateur in de beeldende kunst en analyseert dit als verschijnsel van de digitale cultuur in onze huidige samenleving. Wat produceert de amateur dat hem zo aantrekkelijk maakt? Bedreigt hij werkelijk de dominante orde van de professional? Of valt er voor de professional juist iets te halen bij de amateur? Vervuilt de amateur de professionele sfeer of injecteert hij die met frisse impulsen? Ik voelde me persoonlijk aangesproken als amateurfotograaf en was bij het debat aanwezig in Podium Mozaïek te Amsterdam.
foto: Madabandon
(http://www.flickr.com/photos/madabandon/ / CC BY-NC-ND 2.0)
Onder leiding van schrijver en journalist Chris Keulemans reageerden verschillende panelleden op het essay. Pascal Gielen, docent kunstsociologie en cultuurpolitiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, merkte op dat de amateur tegenwoordig steeds vaker de drang heeft om beroemd te worden. Maar van professionals wordt juist meer verwacht dat ze zichzelf presenteren als ‘echt mens’, of eigenlijk als amateur. Vergelijk deelnemers van Idols met politici die liever uitgebreid uitwijden over fietstochten met het gezin op zondag, om toch maar zo normaal mogelijk voor de dag te komen, dan inhoudelijke zaken aan te snijden.
Exploitatie van esthetisch inhoudslozen
De wens van amateurs om beroemdheid te vergaren, wordt door professionals dankbaar aangewend als vergoelijking van regelrechte exploitatie.De wens van amateurs om beroemdheid te vergaren, wordt door professionals dankbaar aangewend als vergoelijking van regelrechte exploitatie. Steeds meer media (kranten, tijdschriften, tv-programma’s) maken gebruik van materiaal dat niet door dure professionals is gemaakt, maar door toevallige voorbijgangers met een telefooncamera of enthousiaste serieuze amateurs. Dat is veel goedkoper en de (steeds minder) slechte kwaliteit van amateurbeelden geeft ook nog de schijn van onmiddellijkheid en authenticiteit, vult Frits Gierstberg (hoofd tentoonstellingen Nederlands Fotomuseum, bijzonder hoogleraar fotografie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam) later aan. De waarde van de amateur lijkt zodoende wel groter te zijn geworden dan de geschoolde blik van de professional. Er klinkt minachting in het betoog van Gierstberg: Amateurs zijn ‘esthetisch inhoudslozen’ die graag afgebladderde muren fotograferen, of windmolens in tegenlicht en knotwilgen in de mist. Auw. Gaat het hier nog om de verschillen, overeenkomsten en wisselwerking tussen amateurs en professionals of over de vraag wie het monopolie op kwaliteit heeft?
Uiteindelijk draait het blijkbaar toch weer om de vraag ‘Wat is kunst?’ en vooral ‘Wie bepaalt dat?’Uiteindelijk draait het blijkbaar toch weer om de vraag ‘Wat is kunst?’ en vooral ‘Wie bepaalt dat?’ Is het fair om alle amateurs over één kam te scheren als een stelletje goed bedoelende prutsers? Naar mijn mening kun je helemaal niet zo stellig bepalen dat de kwaliteit van amateurs per definitie lager is dan de kwaliteit van professionals. Zuiver bekeken is wel of geen broodwinning het enige verschil dat echt hard te maken is. Er zijn veel goede amateurs en helaas ook veel slechte professionals. Van amateurs zie je het gewoon gemakkelijker door de vingers als ze ‘esthetisch inhoudsloze’ werken maken. Feit is dat er door de grote virtuele vrijheid makers (ik gebruik expres niet het woord kunstenaars) boven komen drijven die anders nooit door de strenge ballotage van de culturele elite zouden zijn gekomen. En dat kan toch alleen maar goed zijn. Voor iedereen. Het lijkt mij beter om het onderscheid tussen amateurs en professionals te laten voor wat het is in de discussie over kwaliteit.
Onder amateurs bevinden zich immers ook makers die door jarenlange oefening, toewijding en soms zelfs scholing al lang niet meer zo inhoudsloos zijn. Makers ook, die heus niet alleen werk produceren voor het familiealbum, maar zichzelf willen verbeteren, zich omringen met kritische deskundigen (amateur of professional) en de beste willen zijn. Net als professionals. De drang om mooie dingen te maken is bij hen intrinsiek en per definitie niet gedreven door geld, misschien wél door de stiekeme wens om beroemd te worden. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat amateurs niet net zo serieus met hun ‘hobby’ bezig zouden kunnen zijn als professionals met hun werk.Er is geen enkele reden om aan te nemen dat amateurs niet net zo serieus met hun ‘hobby’ bezig zouden kunnen zijn als professionals met hun werk. Ik denk wel dat de kans groot is dat amateurs minder geïndoctrineerd zijn door ideeën die de culturele elite dicteert. En dat kan heel verfrissend zijn.
De veranderende middenlaag
Pascal Gielen vertelt vervolgens over prosumenten (producerende consumenten) en het ogenschijnlijke wegvallen van de kritische tussenlaag tussen maker en kijker. De sociale alchemie (Pierre Bourdieu) en de ‘art worlds’ (Howard Becker) rondom makers zijn veranderd. Werd een werk vroeger nog bedacht, gemaakt en in de schijnwerpers gezet door een hele constellatie van personen rondom de kunstenaar, tegenwoordig kun je je werk zonder tussenkomst van professionals met onmiddellijke ingang vertonen aan potentieel de hele wereld. Gebruikersvriendelijke platforms als YouTube, Facebook en Flickr maken de kritische tussenlaag overbodig.
Of toch niet? Gielen stelt dat de middenlaag, de bemiddelaars, de uitgeverijen met hun redacteuren, de galerieën vol critici, de musea met hun curatoren nog steeds nodig zijn om een werk echt een rol van betekenis te geven. De bemiddelaars nemen alleen andere vormen aan. Bijvoorbeeld forumbezoekers op internet die elkaars werk beoordelen en waarderen of televisieprogramma’s als Idols, X Factor en So you think you can dance waar de man van de straat tot grote hoogte kan worden opgetild. Steeds vaker zijn het echter amateurs die amateurs beoordelen, of professionals die amateurs mee laten beoordelen (‘sms Gerard AAN naar 2434 als je vindt dat hij moet winnen’).
De keerzijde van internetvrijheid
Jorinde Seijdel beschrijft in haar essay een interessante paradox: We zijn door alle web 2.0-toepassingen en websites steeds vrijer geworden om ons te profileren, om ons geluid te laten horen en onze werken aan de man te brengen. We zijn vrijer dan we ooit geweest zijn, maar eigenlijk staan we nog steeds achter de lopende band van de ‘sociale fabriek’, die geleid wordt door mastodonten als Google en Yahoo. Zij zijn het die over de hoofden van productieve amateurs geld verdienen. Op de koop toe lopen professionals het gevaar dat hun positie wordt uitgehold door al dat amateurgeweld.Professionals lopen het gevaar dat hun positie wordt uitgehold door al dat amateurgeweld.
Een plek waar je dit prachtige schouwspel tussen amateurs en professionals van dichtbij kunt bekijken is Flickr. Op deze sociale netwerksite staan inmiddels miljarden foto’s van uiteenlopende kwaliteit, van amateurs, van professionals en van amateurs die professional willen worden. In levendige forums bekritiseren fotografen elkaars werk, wisselen inzichten uit, vormen groepen op basis van gemeenschappelijke interesse en organiseren wedstrijden. Amateurs en professionals buitelen hier over elkaar heen met tips om hun werk te beschermen tegen ‘profiteurs’. Terwijl anderen juist hergebruik stimuleren door een Creative Commons-licentie aan hun foto’s te koppelen. Al met al is het een potpourri van foto-enthousiastelingen waarbij het onderscheid tussen amateur en professional onduidelijker is geworden. Professionaliteit lijkt hier minder bepaald te worden door kwaliteit of organisatie en meer door de mate van afscherming. Al is dat aspect lang niet altijd een aanwijzing omdat de amateurs de ‘all rights reserved’-declaratie gretig overnemen. Je foto’s zouden toch maar door een tijdschrift gebruikt worden, terwijl je er geld aan had kunnen verdienen. De amateur is dan opeens even professional.
Het debat bleef weg bij de angst die professionals wellicht hebben of zouden moeten hebben voor de opkomst van amateurs. Zoals Andrew Keen dat zo uitvoerig heeft beschreven in zijn boek ‘The cult of the amateur’. Hij stelde dat dankzij web 2.0 de creatieve amateur verheerlijkt wordt. Web 2.0 zou de media democratiseren en het speelveld gelijk trekken tussen experts en amateurs: een bedreiging voor de creativiteit en onze cultuur, aldus Keen. Ik ben het daar mee oneens. Als je gelooft in schoonheid, hoef je volgens mij nooit bang te zijn dat je positie als professional wordt uitgehold.Als je gelooft in schoonheid, hoef je volgens mij nooit bang te zijn dat je positie als professional wordt uitgehold. Vrees alleen mensen die mooiere dingen maken dan jij!
Op de vlucht voor professionalisme
Verfrissend vond ik het verhaal van panellid Willem Velthoven van Mediamatic. Hij stelde dat hij zichzelf liever als amateur ziet dan als professional. Professionals doen dingen die ze al goed kunnen, en herhalen zichzelf om er geld mee te kunnen verdienen. Amateurs doen dingen die ze nog niet kunnen. Zij storten zich in het diepe en voelen niet de druk om er hun boterham mee te verdienen. Eigenlijk zijn juist zij echt vrij om kunst te maken. Amateurs, niet gehinderd door opleiding of kennis van zaken, stellen vreemde vragen, ontkrachten conventies, ondermijnen de gevestigde orde en stimuleren daarmee misschien juist de innovatie!Amateurs, niet gehinderd door opleiding of kennis van zaken, stellen vreemde vragen, ontkrachten conventies, ondermijnen de gevestigde orde en stimuleren daarmee misschien juist de innovatie! Enige nuancering is hier op zijn plaats, want er zijn natuurlijk ook veel geschoolde amateurs en ongeschoolde professionals (die door de culturele elite liefkozend ‘autodidact’ worden genoemd). En professionals zijn net zo goed drijvende kracht achter innovatie als amateurs. Velthoven ziet zijn eigen Mediamatic steeds professioneler worden in het ensceneren van amateurs, zonder die per se op het podium te willen helpen. Om zichzelf niet te herhalen, is hij op de vlucht voor professionalisme door nieuwe wegen in te slaan. In onbekend terrein ben je weer even een amateur met bijbehorende frisse blik. Totdat je daar weer professional in wordt. Gelukkig duurt dat even, want om een goede professional te worden heb je een redelijk talent nodig en 10.000 uur oefenen.
Ik laat de discussie voor wat die is en ga lekker door met fotograferen. Serieus natuurlijk, maar zonder me druk te maken over brood op de plank. Misschien zie ik ergens nog een mooie afgebladderde muur.
Het essay is vanaf 4 maart bij het Fonds BKVB te verkrijgen (€15 / ISBN 978-90-76936-23-9 / te koop tijdens de opening van de tentoonstelling of viamstuivenberg@fondsbkvb.nl
In aansluiting op het essay is van 5 maart t/m 23 april bij het Fonds BKVB (Brouwersgracht 276, Amsterdam) de tentoonstelling ‘Het democratische foto-album’ te zien, samengesteld door Hans Aarsman.