Hoe vaag is de missie van Kennisland? In gesprekken heb ik het jarenlang afgekund met vier woorden: Kennisland maakt Nederland slimmer. Of, in de praktijk eerder vijf. Kennisland wil Nederland slimmer maken. De statuten van de stichting hebben heel wat meer woorden nodig en omschrijven de missie als het ontwikkelen en verspreiden van kennis over de sociale, economische , politieke en culturele gevolgen van de groeiende betekenis van kennis in de westerse samenleving, en de kansen en bedreigingen die daaruit voortvloeien voor de samenleving. Wie de website van Kennisland een beetje in de gaten houdt weet dat de korte variant tegenwoordig als volgt luidt: Kennisland werkt aan maatschappelijke vernieuwing.
Met enige regelmaat blijkt dat gemakkelijker gezegd dan uitgelegd. Onlangs nog in eigen huis, tijdens de KL-Cocktail. Dat is KL’s nieuwe combi van namiddagborrel en inhoudelijke inspiratiesessie, waarvoor één keer per maand externe sprekers en gasten worden uitgenodigd. De KL-Cocktail van juni stond in het teken van maatschappelijke vernieuwing door de jonge generatie. Het cocktailpanel bestond uit publicist Chris Aalberts, Tweede Kamerlid Tofik Dibi, communitymanager van de G500 Jony Ferket en filosofe Femke Kaulingfreks. Een veelbelovende samenstelling, waardoor het extra jammer was dat de discussie als een boemerang bleef terugkeren bij de vraag wat er met ‘maatschappelijke vernieuwing’ bedoeld wordt. In dat verband zorgde de inmiddels veel gehoorde en ook tijdens de cocktail ingebrachte term ‘sociale innovatie’ niet voor verheldering.
Eigen schuld.
Innovatie in sociale innovatie
Ja, want Kennisland wil met sociale innovatie andere dingen dan de sociale innovatie boosters van het eerste uur. Daarmee roep je de spraakverwarring direct over jezelf af. Sociale innovatie stond een tijd lang naast, of gedeeltelijk tegenover ‘harde’ technologische innovatie en ‘zachte’ creatieve vorm-, smaak- en esthetische innovatie. Met sociale innovatie werd procesmatige of organisatorische vernieuwing bedoeld. Zo denkt de Nederlandse Wikipedia-community er nog steeds over: “Sociale innovatie is een vernieuwing van de wijze waarop het werk in ondernemingen is georganiseerd, en wel op een zodanige wijze dat zowel arbeidsproductiviteit als kwaliteit van de arbeid daarmee gebaat zijn.” Een aangepaste Kennisland-definitie, waarin sociale innovatie en maatschappelijke vernieuwing in grote mate overlappen, zou waarschijnlijk niet lang standhouden.
In het buitenland, en in het bijzonder in Brussel, wordt daar geleidelijk anders over gedacht. Sociale innovatie wordt daar steeds sterker in verband gebracht met slimme en duurzame oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken. Soms wordt daarbij in het bijzonder gekeken naar de not-for-profit-sector en naar zogeheten social enterprises. Voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barosso omschreef sociale innovatie vorig jaar als “tapping into the creativity of charities, associations and social entrepreneurs to find new ways of meeting pressing social needs, which are not adequately met by the market or the public sector and are directed towards vulnerable groups in society”.
Kennisland en Waag Society richten zich minder op wie, en meer op waartoe. Onze oproep ‘Investeer in sociale innovatie’ is inmiddels op alle Haagse burelen beland. De boodschap is dat politieke partijen sociale innovatie een centrale rol moeten geven in het Nederlandse innovatiebeleid. Daarbij sluiten we dichter aan bij de internationale definities en omschrijven we sociale innovatie als “nieuwe strategieën, concepten, ideeën en organisaties die een oplossing trachten te bieden voor grote maatschappelijke uitdagingen – van werkgelegenheid en educatie tot zorg, maatschappelijke betrokkenheid en milieuproblemen.” Dat is een benadering van sociale innovatie waarvoor in het huidige kabinetsbeleid, in elk geval binnen de topsector Creatieve Industrie, al veel aanknopingspunten bestaan. Maar er kleeft ook een risico aan.
Maak sociale innovatie niet te soft
Sociale innovatie heeft al snel iets zweverigs. Sociale innovatie is goed bedoeld, gaat over een betere wereld voor iedereen en wordt, als het even zo uitkomt, volledig losgekoppeld van innovatie waar het bedrijfsleven warm voor loopt. Dat gebeurt zeker als bedrijven al bij voorbaat buiten de definitie van sociale innovatie worden gehouden (zoals Barosso doet). Probeer dan bedrijven nog maar eens ervan te overtuigen dat sociale innovatie ook voor hen hoge prioriteit heeft, zoals Kennisland volhoudt. De creatieve sectoren hebben al last van een soft imago als het over de aard van creatieve innovatie gaat. Bij sociale innovatie is dat risico nog veel groter.
Eén weg vooruit is om duidelijk te communiceren wat de vermarktbare toepassingen van sociale innovatie zijn in de vorm van concrete producten en diensten. In 2005 hintten we al eens in die richting met een publicatie over wat we toen maatschappelijke innovatie noemden. Daarin gaven we voor een aantal landen aan hoe die maatschappelijke problemen als vernieuwingsvraagstukken aanpakten. We stelden toen dat maatschappelijke innovatie het met nieuwe technologieën, producten of diensten genereren van een oplossing voor een maatschappelijk probleem is, door het aan te pakken als innovatievraagstuk. Voorbeelden waren de waterstofeconomie in IJsland en de Japanse strategie om wereldleider te worden in de markt voor oplossingen voor vergrijzingsproblemen.
Die benadering is ook op bij sociale innovatie toepasbaar. Technologie heeft in het denken over sociale innovatie wellicht een minder prominente plek, maar uiteindelijk gaat het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken altijd gepaard met nieuwe producten en diensten. Hoe groter de schaal van de problematiek, hoe groter de potentiële markt voor die producten en diensten. Verdienen aan maatschappelijke problemen hoeft niet het hoofddoel te zijn van de sociale innovatieagenda, of van beleid dat daarop verder bouwt. Maar laten we er vooral ook geen vies woord van maken.
Martijn Arnoldus