Burgerschapsvorming: scholen, benut je vrijheid
Wanneer is een leerling een actieve burger? Het antwoord op deze vraag is niet zo makkelijk en vanzelfsprekend als het lijkt. En toch ligt het antwoord in de handen van scholen, helemaal nu de politieke aandacht langzaam weer terug lijkt te gaan naar ‘de basics’.
De afgelopen decennia is de aandacht voor burgerschapsvorming in het Nederlandse onderwijs gestaag toegenomen. Op school worden leerlingen niet alleen voorbereid op de arbeidsmarkt, maar ook gevormd tot betrokken burgers die actief hun bijdrage leveren in de samenleving, om zo de cohesie in onze samenleving veilig te stellen. Al in ’92 had Ritzen het over de zogenaamde ‘pedagogische opdracht van het onderwijs’, in 2005 werd deze wettelijk vastgelegd in termen van ‘het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie’ en ‘kennismaken met verschillende achtergronden en culturen’. Voor scholen bestaan er een aantal voorschriften over hoe dit doel bereikt zou moeten worden. De maatschappelijk stage is hiervan een voorbeeld. Maar aan het doel zelf wordt door de overheid weinig invulling gegeven. Wanneer is een leerling nu een actieve burger? Het antwoord op deze vraag is niet zo makkelijk en vanzelfsprekend als het lijkt. En toch ligt het antwoord in de handen van scholen, helemaal nu de politieke aandacht langzaam weer terug lijkt te gaan naar ‘de basics’: vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid.
Burgerschap is een complexe term waaraan op uiteenlopende wijze betekenis kan worden gegeven. Kortweg kunnen drie vormen worden onderscheiden. In de eerste plaats is er individueel burgerschap, waarbij het gaat om de mate waarin een individu eerlijk, verantwoordelijk en gezagsgetrouw is. Onderwijs zou leerlingen moeten stimuleren de juiste normen, waarden en persoonskenmerken voor goed burgerschap te ontwikkelen. In de tweede plaats is er participerend burgerschap, wat draait om het aanpassen en actief deelnemen van het individu in de samenleving. Een burger levert zijn bijdrage aan de samenleving door te participeren in bestaande systemen en structuren. Ten derde is er kritisch-democratisch burgerschap. Deze burger ontwikkelt een kritische blik op politieke, economische en sociale structuren, heeft oog voor ongelijkheden en heeft het vermogen verandering te brengen in het bestaande systeem. Ter illustratie: een goed individueel burger geeft aan een dakloze, een participerend burger werkt in een daklozenopvang en een kritisch-democratisch burger stelt de vraag waarom onze samenleving daklozen kent.
Onbewust lijken in het Nederlandse onderwijs de eerste twee vormen van burgerschap vaak relatief veel aandacht te krijgen. Men is bang dat als gevolg van de toenemende individualisering de cohesie in de samenleving steeds verder zal verzwakken en hierdoor de criminaliteit zal toenemen. Het gaat er daarom om leerlingen de juiste normen en waarde bij te brengen zodat ze zich betrokken voelen bij de samenleving waar ze deel van uitmaken. In het beste geval gaan ze hierdoor actief in de samenleving participeren, in het slechtste geval zal het er in ieder geval voor zorgen dat ze de samenleving geen schade toebrengen. De kritische component van burgerschap komt hierdoor als het ware op het tweede plan te staan. Nederland is hierin overigens niet uniek. In veel landen speelt kritisch-democratisch burgerschap binnen de school maar een beperkte rol, terwijl het wel degelijk mogelijk is om leerlingen door middel van onderwijs een kritische blik op de samenleving te laten ontwikkelen.
Waar zit het probleem?
Hoewel het jammer is dat kritisch-democratisch burgerschap relatief weinig aandacht krijgt, is dat feit op zichzelf niet problematisch. Iedere vorm van burgerschap draagt belangrijke waarden in zich en soms moeten er nu eenmaal keuzes worden gemaakt. Het echte probleem zit hem in iets anders: de afwezigheid van die bewuste beslissing. De term ‘actief burgerschap’ wordt gebruikt, maar de invulling aan dit begrip komt onbewust tot stand en wordt soms door maatschappelijke angsten ingegeven. Hierdoor worden andere vormen van burgerschap onbewust uitgesloten. Het kan een beslissing zijn om relatief weinig aandacht aan kritisch democratisch burgerschap te besteden, maar dan wel graag een bewuste beslissing. Uiteindelijk heeft die keuze immers consequenties voor de samenleving die je als school helpt te creëren.
De overheid neemt deze beslissing niet, zodat hij in de handen van scholen ligt. Nog voordat scholen gaan nadenken hoe burgerschap te stimuleren, moeten ze dus vaststellen wat ze dan precies willen stimuleren. Deze beslissing kan van school tot school en zelfs binnen één school verschillen. Het is geen gekke gedachte dat je als het om burgerschapsvorming gaat, met een vmbo-leerling andere doelen nastreeft dan met een gymnasiast. Ook als het gaat om een bijdrage aan de samenleving, bijvoorbeeld in de vorm van vrijwilligerswerk, maakt ieder individu immers gebruik van diens eigen kwaliteiten. Als school probeer je die kwaliteiten te stimuleren.
Wat levert het op?
Wat levert het je als school op als je die beslissing over de invulling van burgerschapsvorming bewust maakt? Ten eerste geeft het je handvatten bij de vormgeving van je burgerschapsonderwijs. Zijn de doelen helder, dan ontstaat er ook een meetlat waar je het onderwijs naast kunt leggen. Neem nu de maatschappelijke stage: een paar dagen bladeren prikken in het Amsterdamse bos, voldoet dit? Het is een manier om leerlingen kennis te laten maken met werk dat ‘ook moet gebeuren’ en ze zo moreel te vormen. Soms doe je iets gewoon, omdat het goed is voor een ander. Het is echter geen stage die ze stimuleert om kritische vragen te stellen. Heeft de school een keuze gemaakt over wat burgerschapsvorming voor hen betekent, dan heeft de docent een handvat om in zo’n geval een beslissing te maken. Achteraf biedt een dergelijke keuze scholen bovendien de mogelijkheid het eigen onderwijs te evalueren. Pas als er heldere doelen zijn, kan beoordeeld worden of die doelen ook zijn bereikt.
Ten tweede stelt een duidelijke visie op burgerschapsvorming scholen in staat om een consistent beleid te voeren op dit terrein, ook als de politieke aandacht voor dit thema wisselend is. Terwijl de maatschappelijke stage nog maar net van de grond komt, hoor je de laatste tijd al weer steeds meer geluiden uit de politiek over dat we terug moeten naar ‘de basics’. Heb je als school een eigen visie over hoe jij je leerlingen wilt voorbereiden op de maatschappij en wat hiervoor van essentieel belang is, dan heb je van dergelijke politieke schommelingen een stuk minder last.
Het is duidelijk dat burgerschapsvorming geen eenduidig begrip is, maar uitleg en interpretatie behoeft. Geeft de overheid die niet, pak dan die ruimte. Neem als school het heft in eigen hand en ontwikkel je eigen visie en dromen. Wat hebben jouw leerlingen nodig om nu en later hun bijdrage aan onze samenleving te kunnen leveren?
Jitske Brinkman – Stagiaire