De cultuursector is uitgepraat
Pepijn Reeser Adviseur cultuurVandaag vindt het kamerdebat over de uitgangspunten van het cultuurbeleid 2017-2020 plaats. Vuurwerk valt niet te verwachten. Volgens Pepijn Reeser kan de energie die nu wordt besteed aan herkauwen van inzichten die al bekend zijn, beter worden gestoken in concrete experimenten.
Vandaag vindt het kamerdebat over de uitgangspunten van het cultuurbeleid 2017-2020 plaats. Vuurwerk valt niet te verwachten. Het beleid is uitonderhandeld en wordt in de sector behoorlijk breed gedragen. Dat bleek ook al bij de hoorzitting van vorige week, waarop weinig nieuws te horen was. Na de bezuinigingen van 2011 leken sector en politiek even tegenover elkaar te staan, maar inmiddels overheerst het besef met elkaar verder te moeten. Dus worden conflicten in de kiem gesmoord en vindt discussie plaats binnen de smalle marges van het overheidsbeleid – voor radicale vernieuwing lijkt momenteel geen ruimte.
Dat is jammer, want er speelt nogal wat in de sector. Veel cultuurvormen hebben te maken met een vergrijzend publiek. Het actief beoefenen van klassieke (amateur-)kunst en cultuur neemt af++Klassieke kunst neemt afAldus Boekman (103) ‘Wie geeft aan cultuur?’. Het betreft hier klassieke, deels verenigingsgebonden activiteiten. Wordt de online productie van film, foto’s, muziek en tekst meegenomen, dan betreft het eerder een verschuiving dan een afname., centra van de kunsten, bibliotheken en theaters gaan ten onder. Terwijl het cultuurbeleid 2017-2020++Cultuurbeleid 2017-2020Lees mijn analyse van de betekenis van de uitgangspunten. neerkomt op ‘rustig verder werken aan draagvlak, relevantie en vernieuwing’, is duidelijk dat er de komende tijd flinke gemeentelijke bezuinigingen volgen, dat de eigen inkomsten van de sector maar langzaam toenemen en dat werk van professionals wordt overgenomen door vrijwilligers. Het zijn grote vraagstukken die raken aan het bestaansrecht van de cultuursector. Wat doen we, voor wie, hoe en waarom?
Je zou verwachten dat deze en nog zo wat alarmerende feiten een groot gevoel van urgentie geven. Maar dat is niet wat ik zie op de vele hoorzittingen, gespreksrondes, inspraakavonden, congressen en symposia over de stand van zaken in de sector en het beleid voor de komende periode. Daar spreekt de Nederlandse cultuurwereld bedaard over het belang van kunst en cultuur, wordt de waarde ervan nog eens geïllustreerd en benadrukt en mag soms een ‘jonge maker’++Jonge makersJonge makers hebben overigens het gevoel buitenspel te staan bij de huidige overlegvormen. Zie bijvoorbeeld hier. bewijzen dat er in Nederland wel degelijk culturele innovatie plaatsvindt. Het is allemaal terecht, en tegelijkertijd vrijblijvend: er wordt geen agenda gemaakt, experiment geïnitieerd, verrassende samenwerking gelanceerd of visie geformuleerd.
Mantra van samenwerking
Op bijeenkomsten over de toekomst van de cultuursector is diepgaand verschil van mening altijd ver te zoeken. Vragen uit de zaal zijn nooit ponerend, ze gaan over toelichting, voorbeelden uit de eigen praktijk of zijn simpelweg bedoeld als steun in de rug. Dit soort bijeenkomsten hebben een sterk ritueel karakter: het mantra van samenwerking wordt gezongen, de signalering dat ‘de toon’ is veranderd komt langs en de bijdragen lijken eerder bedoeld om elkaar een hart onder de riem te steken dan om scherp te krijgen welke posities en scenario’s mogelijk zijn. Het publiek van gelijkgestemden (critici zijn doorgaans nauwelijks aanwezig) wordt bevestigd in de overtuiging dat cultuur belangrijk is, er volgt een borrel en vervolgens gaan we over tot de orde van de dag.Het publiek van gelijkgestemden (critici zijn doorgaans nauwelijks aanwezig) wordt bevestigd in de overtuiging dat cultuur belangrijk is, er volgt een borrel en vervolgens gaan we over tot de orde van de dag.
Ik vind het een verspilling van de enorme creativiteit en denkkracht die binnen de cultuursector aanwezig is. Die zou wat mij betreft ingezet moeten worden waar ze nu zo hard nodig is: ervoor zorgen dat de sector niet achter het beleid aanhobbelt en steeds maar weer nieuwe maatschappelijke doelstellingen krijgt opgelegd, maar het initiatief naar zich toe trekt.
Stop met herkauwen, start met experimenteren
Ik pleit ervoor dat we ophouden Nederland te willen overtuigen van de waarde van cultuur. Natuurlijk is die waarde er, op meerdere terreinen, van artistiek tot educatief, van hogere grondprijzen en stedelijke aantrekkelijkheid tot burgerschap. Daar twijfelt zelfs de grootste cultuurhater niet aan, die legt alleen andere financiële prioriteiten. Ook pleidooien voor samenwerking zijn er al genoeg geweest de afgelopen tijd, net als beschouwingen over het effect van de bezuinigingen. Iedereen in de sector weet wel hoe de vlag erbij hangt – eerder halfstok dan vol in top. De energie die nu wordt besteed aan het herkauwen van inzichten die al min of meer bekend zijn, steken we beter in concrete experimenten.De energie die nu wordt besteed aan het herkauwen van inzichten die al min of meer bekend zijn, steken we beter in concrete experimenten.
Wat betekent dat precies? Ook pleidooien voor experimenten behoren immers tot het mantra van de cultuursector. Zo’n beetje ieder relevant rapport van de afgelopen tijd pleit voor meer innovatie en experiment; van (sectoroverstijgende) samenwerking en nieuwe organisatievormen tot digitale vernieuwing en innovatieve verdienmodellen. Terwijl dat interessante terreinen zijn, lijkt innovatie een beetje een ‘moetje’, zoals de sector eerder met gemengde gevoelens aan de slag ging met maatschappelijke opdrachten rond emancipatie, welzijn, educatie, stimulering van gemeenschapsbewustzijn in een multiculturele samenleving en culturele diversiteit.
Innovatie in de cultuursector, inmiddels ook door minister Bussemaker omarmd++Bussemakerin de cultuurnota ‘Ruimte voor cultuur’ ziet de minister innovatie als een van de drie uitgangspunten van het cultuurbeleid., verdient beter dan zo’n ambivalente houding waarbij er vooral veel over gepraat wordt zonder in actie te komen. Daarvoor zijn de vraagstukken die er liggen te serieus en komt het thema te dicht bij waar de cultuursector traditioneel sterk in is, namelijk in het bedenken van nieuwe vormen. Waarom gebeurt dat zo weinig als het over onze eigen toekomst gaat? Waarom beperken we ons tot beleidsstukken, artikelen en symposia? Juist de cultuursector zou vernieuwing niet achter het bureau moeten bedenken, maar al doende moeten vormgeven.Juist de cultuursector zou vernieuwing niet achter het bureau moeten bedenken, maar al doende moeten vormgeven.
Verder kijken en keuzes maken
Ik constateer dat de wil om te experimenteren er wel is. Dat blijkt ook uit het leerprogramma Leiderschap in Cultuur++Leiderschap in CultuurLees meer over onze case ‘Leiderschap in de culturele sector’. waarbij Kennisland betrokken is en uit de experimenten die wel tot stand komen. Tegelijkertijd is sprake van koudwatervrees. Experimenten vinden nu plaats op beperkte schaal en aan de rand van instellingen, niet in het hart ervan. Ze raken niet aan het bestaansrecht van instellingen en betreffen vaak kleine stappen, geen revolutionaire initiatieven. Scherpe keuzes blijven uit en er zijn veel meer verbindingen buiten de sector mogelijk dan tot dusverre worden gelegd.
Deze gang van zaken is wel begrijpelijk. Iedere euro kan maar één keer worden uitgegeven en een mislukt experiment kan in theorie de doodsteek voor een instelling betekenen. Die angst is terecht. Sommige pogingen zullen mislukken, niet alle vernieuwing zal een verrijking blijken. Mogelijk levert het slechts enkele inspirerende voorbeelden, werkwijzen of modellen op. Dat hoort bij innovatie. Er is geen eindpunt, er is geen recept, er zijn hoogstens methodes, visies en wat goede voorbeelden. Meer is ook niet nodig voor een avontuurlijke zoektocht naar zinvolle vernieuwing. Laten we hopen dat het cultuurdebat van vandaag het einde vormt van de onderzoeksfase en dat de experimenteerfase nu echt begint.