De kracht van vaagtaal en jargon
Marcel Oosterwijk Hoofd communicatieTijdens zijn opleiding tot tekstschrijver leerde hij in de eerste les een gulden regel die hij tegen iedereen die het horen wil – en alle anderen ook – herhaalt: Vermijd jargon! Het is een verbod op wolligheid, omslachtigheid, vaagtaal. Maar klopt dit adagium wel en ligt het niet genuanceerder? In dit stuk verkent Marcel de voordelen van jargon en vaagtaal, op het gevaar af zichzelf als communicatieadviseur totaal belachelijk te maken.
Soms is het goed om je eigen stokpaardjes eens tegen het licht te houden. Tijdens mijn opleiding tot tekstschrijver leerde ik in de eerste les een gulden regel die ik tot op de dag van vandaag tegen iedereen die het horen wil – en alle anderen ook – herhaal: Vermijd jargon! Het is een verbod op wolligheid, omslachtigheid, vaagtaal. Maar klopt dit adagium wel en ligt het niet genuanceerder? In dit stuk verken ik tegen de stroom in de voordelen van jargon en vaagtaal, op het gevaar af mezelf als communicatieadviseur totaal belachelijk te maken.
Het ene jeukwoord is het andere niet
Google op ‘jeukwoorden’ en je vindt tientallen lijstjes met de vreselijkste voorbeelden van ergerniswekkende kantoortaal, ook wel managementtaal of simpelweg lulkoek genoemd.++Vaagtaal is een dankbaar onderwerp in de mediaJapke-d Bouma maakt bijvoorbeeld gehakt van jeukwoorden in haar zeer vermakelijke anti-vaagtaal-rubriek ‘Japke Vraagt Door’ in het NRC. Je kent het wel: uitdagingen aanvliegen door piketpaaltjes te slaan, bilateraaltjes te faciliteren, handen en voeten te geven aan transformatie en de stakeholders in hun kracht te zetten. Vervolgens nog even uitrollen en opschalen, en hop, naar de vrijmibo. Het is niet zo moeilijk om deze typische uitdrukkingen te herkennen als holle frasen, als klassiek, nietszeggend jargon dat geen ander doel dient dan het afbakenen van een groep. Als je die taal spreekt, hoor je erbij. Het zijn codewoorden en die scheppen een band. Hoe belangrijker de afbakening, hoe gecompliceerder de geheimtaal. Kantoortaal is zo bezien het softe broertje van de abacadabra die bijvoorbeeld in het leger of bij studentenverenigingen wordt gebezigd.
Maar ook jargon kent een schaal. Aan het linker uiteinde daarvan bevinden zich in de wereld waarin ik werk rasechte jeukwoorden als aanvliegen en uitrollen, aan het rechter uiteinde vaktaal (of: vaagtaal) als sociale innovatie, co-creatie en inclusie, termen waarachter – in al hun vaagheid – toch een relevante wereld van betekenis schuilgaat.Er bestaat vaagtaal die bestaat uit termen waarachter toch een relevante wereld van betekenis schuilgaat. Er tussenin bevinden zich nog honderden woorden die soms gewoon beter klinken dan hun bonkige Nederlandse variant (benchmark, impact, empowerment, agile, tool, feedback, best practice). Het allitererende lessons learned klinkt gewoon lekkerder dan opgedane lessen, toch? Hoe verder naar rechts je gaat op de jargonschaal++JargonschaalWaar op de schaal zou jij deze woorden plaatsen: keukentafelgesprek, evidence-based, commitment, buiten naar binnen halen, tussenruimte, level playing field, paradigmaverandering?, hoe meer betekenis de woorden daadwerkelijk hebben en daardoor iets van hun tenenkrommendheid verliezen. Neem bijvoorbeeld klankbord of faciliteren of het te pas en te onpas gebruikte verbinden; niet zo mooi, en grijsgedraaid, maar toch best functioneel.
Wollige taal is work-in-progress
Elf jaar al werk ik bij Kennisland, denktank voor maatschappelijke vernieuwing++Jezelf tegen het licht houdenWat is eigenlijk een denktank? Hoe bedoel je maatschappelijk? Vernieuwing of vooruitgang? Op dit moment zijn we trouwens een nieuw verhaal aan het maken, het moeilijkste dat er is.. Hier lever ik dagelijks mijn strijd tegen vaag en hol taalgebruik, dat in de wereld van sociale innovatie altijd op de loer ligt. Dat komt volgens mij niet omdat de mensen die zich hiermee bezighouden zelf vaag zijn of de Nederlandse taal onmachtig, maar omdat dit terrein relatief nieuw is en daarom nog zijn eigen taal aan het uitvinden is. Dit is goed te zien aan de term sociale innovatie zelf, die je twintig jaar geleden vooral in het spectrum van slimmer werken en nieuwe managementtechnieken terugvond. Tegenwoordig denken we eerder aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukkenIn de wereld van de sociale innovatie ligt vaag en hol taalgebruik altijd op de loer. – op een niet louter technologische manier. In het jargon van Kennisland vind je behalve sociale innovatie (komt 1270 keer voor op kl.nl), ook woorden als co-creatie (114x), incubator (38x), dynamisch(e) (118x), duurzaam/duurzame (500x), inclusieve (376x), impact (958x), kennissamenleving (464x), vernieuwing (1060x), challenge (959x), transformatie (88x) en transitie (96x). We wisselen sommige ervan overigens wel af met ‘normalere’ woorden als samenwerking, overgang of broedplaats++Broedplaats, maar waar zijn de eieren?‘Broedplaats’ is dan wel een normaler woord dan ‘incubator’, maar natuurlijk nog steeds jargon als het buiten de biologie- en boerderijwereld wordt gebruikt..
Deze jargonwoorden kun je beschouwen als werktitels. We hebben ze nog niet vastgelegd en zijn nog aan het onderzoeken wat ze precies betekenen en welke taal daarvoor het best de lading dekt. Het zijn concepten die al wel een wereld van betekenis met zich meedragen voor veel mensen, in elk geval in ons netwerk. Jargon gebruiken we in dit geval niet om ergens onderuit te komen, dingen te versluieren, of gewichtig te doen om niks, maar om onze lezers snel in de ‘juiste stand’ te zetten. “Oh, het gaat over inclusie, eens kijken wat Kennisland daarover te zeggen heeft…”. Het woord fungeert hier eigenlijk als ‘tag’++TagTag is dan weer webjargon voor label of naamkaartje. voor een voortdurend onderzoekend gesprek waarin allerlei partijen samen tot een gedeelde betekenis komen van een groter concept. Dit ‘laden’ van een begrip (dat is trouwens communicatiejargon) gaat met vallen en opstaan, resulterend in taal die je best wollig mag noemen, maar die dus wel degelijk een functie dient. Het proces van betekenis geven aan bepaalde termen gaat met vallen en opstaan. Vaagtaal is het resultaat, maar met een belangrijke functie.Soms om te weten aan welke discussie je meedoet, soms om die discussie niet in elk artikel op te hoeven rakelen en toch een punt te kunnen maken. Wollige termen zijn paradoxaal genoeg dus ook middelen om complexe concepten heel compact aan te kunnen halen.
Positieve opschudding door verwarring en ongrijpbaarheid
Ik denk dat de meeste lezers tot nu toe nog wel mee kunnen in mijn poging om de positieve kanten van jargon te achterhalen. Maar er is een mogelijk positief effect van jargon dat waarschijnlijk meer weerstand oproept: ongrijpbaarheid. Zolang mensen niet precies kunnen uitleggen of reproduceren wat iets is, maar er wel een heel positief gevoel bij hebben, en daardoor geactiveerd worden op de gewenste manier, is het ook goed. Ik heb na jaren werken in de ‘softe sector’ (die niet voor niets zo heet) geleerd dat een zekere ‘mystiek’ (bij gebrek aan een beter woord) soms wonderen doet en dat verwarring of ongrijpbaarheid ook een positieve opschudding teweeg kunnen brengen. Sterker nog, enige vaagheid (of noem het ruimte voor interpretatie) is vaak zelfs nodig om tot iets nieuws of origineels te komen.Enige vaagheid (of noem het ruimte voor interpretatie) is vaak nodig om tot iets nieuws of origineels te komen. Het schept vertrouwen om met iets te komen wat nog niet helemaal af is.
In onze tak van sport gebruiken we taal om mensen te verleiden met ons te werken, met ons over dingen na te denken of om ze van iets te overtuigen (bijvoorbeeld van de noodzaak van modernisering van het auteursrecht). De belangrijkste functie van onze taal is dus attitudeverandering, gedragsverandering of prikkeling; niet het komen tot een gezamenlijke definitie van iets. Het komt voor dat er in het hele proces van verleiden (acquisitie), plannen maken, methodes verzinnen, interventies plegen en evalueren niet één keer een gezamenlijke of beklijvende definitie is geformuleerd. En dat dit dus ook niet nodig was om tot iets wezenlijks (maatschappelijke vooruitgang) te komen. Een van de uitgangspunten van sociale innovatie is overigens dat je als adviesbureau (of overheid) niet voorschrijft wat de doelgroep belangrijk moet vinden, maar juist de eigen interpretatie, verbeelding en wensen van de eindgebruiker (meestal de burger) centraal stelt. Bottom-up noemen we dat in jargon (komt 201 keer voor op de KL-website).
Het gaat er dus om wie de taal gebruikt en met welk doel. Zolang je geen politiek, wetenschap, onderwijs, recht of ander metier beoefent waar nauwkeurigheid van begrippen allesbepalend is, kan de taal prima intuïtief (flexibel, vloeibaar) worden ingezet.Zolang je geen metier beoefent waar nauwkeurigheid van begrippen allesbepalend is, kan de taal prima intuïtief worden ingezet.
Op een gegeven moment tekenen zich uiteraard wel de contouren af van een meer vastomlijnd begrip. Dat is ook nodig, want op los zand kun je niet bouwen (dan vallen de piketpaaltjes om). We moeten niet blijven hangen in de verwarring en na verloop van tijd kunnen vertrouwen op eerder overeengekomen begrippen.++Overeengekomen begrippenEr is sprake van een ‘negotiation of meaning’ die leidt tot een ‘common ground’, om nog maar eens wat jargon uit de kast te trekken. Zo werkt de evolutie van taal. Woorden ontstaan, veranderen van betekenis en nemen uiteindelijk een vaste vorm aan of verdwijnen weer.
Pretentie: het hoofdingrediënt van gebakken lucht
Het wordt pas erg als woorden en zinnen gewoon echt niks betekenen, maar wel heel veel pretenderen. In mijn beleving zijn de absolute sterren op dit gebied: ambtenaren en mensen die teksten bij kunstwerken verzinnen. De eerste groep verwijt ik dat ze (nog te vaak) geheimtaal spreken tegen mensen die juist helderheid verlangenHet wordt pas erg als woorden en zinnen gewoon echt niks betekenen, maar wel heel veel pretenderen. én verdienen (burgers)++AmbtenarentaalEnige nuancering is hier op zijn plaats want de centrale overheid doet het tegenwoordig best goed. Het taalgebruik bij onderafdelingen (bijvoorbeeld vergunningen) is helaas nog vaak ronduit cryptisch te noemen., de tweede groep verwijt ik dat ze iets wat misschien heel mooi is omlaag halen door het omhoog te willen schrijven. Gun de kijker zijn verwondering. Maak die niet kapot met semi-intellectuele duiding, interessant gedoe. Iets wordt niet beter, slimmer of mooier als je het expres heel omfloerst en intellectueel opschrijft. Het tegendeel is waar.
Trapsgewijze verdieping
De zwaarste ‘gevechten’ die ik met collega’s voer over taal zijn die over artikelen met het thema auteursrecht. Het recht kent zijn eigen taal, is doorspekt met juridisch jargon en lastig te begrijpen voor niet-ingewijden. Lezers zijn vaak geen expert en haken snel af als ze te veel moeite moeten doen voor een tekst. Ze zijn aan de andere kant best bereid om naar je te luisteren als jij de moeite hebt genomen een heldere, prettig leesbare tekst te produceren die leeft en boeit. ‘Spreek de taal van je lezers’, is een veelgehoord advies binnen de communicatie. Maar onze doelgroep voor het thema auteursrecht bestaat uit vakgenoten én leken. Het is dus de kunst om die eersten niet te betuttelen en de anderen bij de les te houden. Het is de kunst om ingewijden niet te betuttelen en leken bij de les te houden. Onze oplossing daarvoor is trapsgewijze verdieping. ‘Door je oogharen’ bekeken moet elk artikel in principe iedereen (binnen onze doelgroep) prikkelen om verder te lezen. De titel, tussenkoppen, streamers++Streamers‘Streamers’ is communicatiejargon voor: uitgelichte zinnen die de nieuwsgierigheid van de lezer moeten prikkelen. Op de Kennisland-website zijn dit de oranje zinnen aan de linkerkant. Dit stukje tekst is trouwens een verdiepende ‘zijnoot’., afbeelding en introductie moeten voldoende zijn om mensen het stuk in te trekken en op hoofdlijnen te laten weten welk punt we willen maken. Vervolgens rollen we de inhoud geleidelijk af naar onderen. Hoe verder je in het stuk komt, hoe dieper en complexer die inhoud mag worden (hoeft niet). Voor de echte liefhebbers zijn er ook nog de zogenoemde ‘zijnoten’ die extra verdiepende informatie geven of doorverwijzen naar andere bronnen. Zo bedienen we elk interesse- en expertiseniveau met een en dezelfde tekst. Voor hele specifieke teksten hebben we andere kanalen dan de Kennisland-website.
Conclusie
De conclusie van dit artikel: jargon en vaagtaal zijn niet altijd slecht en soms zelfs bijzonder functioneel. Vaagtaal kan nodig zijn om tot vernieuwing te komen. Maar er is nooit een excuus voor omslachtige zinnen, gebakken lucht of pretentieuze, holle mooischrijverij. Het ontslaat ons niet van de plicht om te proberen altijd zo duidelijk mogelijk te zijn op dat moment.
Ik ben benieuwd hoe anderen hier tegenaan kijken. Is dit artikel voor jou zelf een grote exercitie in vaagtaal of heb ik een punt en is er inderdaad nuance aan te brengen in het discours over jargon?
Reacties op dit artikel: moo@kl.nl