Begin 2011 werd ik privaat secretaris van het Topteam Creatieve Industrie. Het label 'privaat' moest duidelijk maken dat het om een functie namens de sector ging, naast de ambtelijk secretaris die vanuit Den Haag werd aangesteld. Voorzitter van het Topteam is Victor van der Chijs, die tevens lid is van de Raad van Toezicht van Kennisland. Het door toenmalig minister Verhagen ingestelde team van ondernemers, wetenschappers en ambtenaren moest namens de creatieve sector de strategische lijnen uitzetten voor het nieuwe bedrijvenbeleid. Halverwege 2013 bestaat het Topteam – in een nieuwe samenstelling – nog steeds, geflankeerd door een nieuwe strategische adviesraad: de Dutch Creative Council. Aan de zelforganisatie van de creatieve sector is in elk geval stevig gewerkt. Mijn terugblik op de afgelopen jaren, en de grote vraag of de sector eindelijk de gele kaart uit 2009 achter zich kan laten?
De vermaning van de Commissie Scheepbouwer in 2009 zit de sector nog steeds niet lekker. De creatieve industrie werd, met inzet van Kennisland, in 2005 een van de zes sleutelgebieden van het toenmalige Innovatieplatform. Dat was een soort topsectorenbenadering, waarbij elk sleutelgebied een eigen innovatieprogramma opstelde waarvan de uitvoering door de overheid ondersteund werd. De Commissie Scheepbouwer bekeek in 2009 de stand van zaken in de sleutelgebieden, en oordeelde dat het de creatieve sector aan zelforganisatie ontbrak en daarmee ook aan heldere ambities en een duidelijk aanspreekpunt (voor de overheid). Zou er niet binnen een jaar verbetering optreden, dan kon de creatieve industrie een rode kaart verwachten en daarmee een roemloze exit als sleutelgebied.
Zelforganisatie tegen wil en dank
Een rode kaart is er niet gekomen. Het was juist het Innovatieplatform dat het speelveld moest verlaten. In juni 2010 werd het opgeheven. Daarmee kwam er een einde aan de sleutelgebieden, waarvan de meeste overigens een aantal maanden later een stille doorstart kregen als topsectoren in het nieuwe bedrijvenbeleid van aantredend minister Verhagen. Maar de creatieve industrie bleef, zij het mokkend, na de gele kaart niet stilzitten. Een aantal brancheorganisaties van creatieve bedrijfstakken verenigden zich in september 2009 in de Federatie Dutch Creative Industries (FDCI). Verder werd eindelijk werk gemaakt van een innovatieprogramma voor de creatieve industrie (Waarde van Creatie), waarbij voor het eerst het idee werd uitgewerkt om een Dutch Creative Industries Council in het leven te roepen als sectorbreed instituut. Ook Kennisland schreef aan dat programma mee.
Aanschuiven als topsector
Door het topsectorenbeleid werd de druk om de zelforganisatie van de creatieve industrie te verbeteren alleen maar groter. De minister wilde direct met de topsectoren aan tafel kunnen, en stelde voor elke sector een topteam samen met een ‘boegbeeld’ (topondernemer), wetenschapper, MKB’er en topambtenaar. Voor sectoren als Chemie, die al veel langer goed georganiseerd zijn, was dat niet zo’n probleem. Maar het Topteam Creatieve Industrie had vanaf het begin een legitimatieprobleem, omdat het een sector moest vertegenwoordigen die gekenschetst wordt door grote interne diversiteit en een nog grotere weerzin tegen alles wat naar hiërarchische beslisstructuren riekt. Organisch, genetwerkt, flexibel en zelfstandig zijn kernbegrippen waar je in de creatieve bedrijfstakken meestal hogere ogen mee gooit.
Desalniettemin leefde bij veel brancheorganisaties, kennisinstellingen en ondernemers het idee dat géén topsector zijn, een slechter alternatief was dan een tegen wil en dank, misschien wel gekunsteld georganiseerde topsector. Bovendien, als het Rijk dan toch koos voor een sectoraal ingericht innovatiebeleid, dan zou de creatieve industrie bij uitstek de topsector zijn die niet-technologische en cross-sectorale innovatie zou kunnen agenderen. Dat was voor Kennisland reden om de positie van privaat secretaris aan te nemen.
Geen investeringen, maar verkapte bezuinigingen
De topteams gaven in juni 2010 hun strategische agenda met wensen en ambities van de topsectoren aan de minister. ‘Creatieve industrie in topvorm’ bevatte op verschillende terreinen (van kennis en innovatie tot talent- en marktontwikkeling) acties die creatieve bedrijven graag gerealiseerd zouden zien – al dan niet met eigen inzet. Uit de reactie op de adviezen van de minister bleek wat iedereen natuurlijk al lang wist: het topsectorenbeleid was vooral een ombuiging van bestaande budgetten, heroverweging van bestaande regelgeving en een appèl aan het bedrijfsleven om meer zelf te investeren.
Een van de grootste kritieken op het nieuwe beleid is dat de overheid nauwelijks financiële middelen investeert in de topsectoren. Onderzoeksmiddelen van NWO en TNO worden nu bijvoorbeeld via het eigen topconsortium voor kennis en innovatie (TKI) CLICKNL beschikbaar gesteld, maar in feite gaat het om bestaande budgetten die een ander oormerk hebben gekregen. Voor onderwijs werd een Human Capital Agenda opgesteld, waarbij vooraf al duidelijk was dat er niet op potten publiek geld gerekend moest worden. Vanuit de betrokken ministeries was het elke keer zoeken naar overgeschoten of deels vrije budgetten waar aanspraak op kan worden gemaakt. Soms met succes. Vaker niet.
De rebelse sector als proeftuin en voorloper
Wat voor de sector wel heel zichtbaar is, is dat er nieuwe organisaties zijn ontstaan. Ik hoor mensen wel eens mopperen dat het topsectorenbeleid voor de creatieve industrie ‘alleen maar nieuwe subsidieverslindende clubjes’ heeft opgeleverd. Een topteam, een topinstituut, een strategische adviesraad (Dutch Creative Council), een sectorinstituut (Het Nieuwe Instituut), een fonds (Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie). De twee laatstgenoemde zijn overigens fusieorganisaties. Daar zijn dus juist organisaties verdwenen.
Maar eigenlijk vind ik die kritiek helemaal niet interessant. Nu de Dutch Creative Council op stoom komt als strategische adviesraad naast het Topteam, zit mijn rol als privaat secretaris erop. Als ik terugkijk vraag ik me vooral af of de creatieve industrie zich nu eigenlijk georganiseerd heeft op een manier die past en die recht doet aan de aard van creatieve bedrijven. De creatieve industrie is een bonte verzameling van bedrijfstakken die worden gedomineerd door ZZP’ers, start-ups en kleinschalig MKB, vaak wars van hiërarchie. Het gaat om ondernemers die gewend zijn om projectmatig te werken, in flexibele netwerkverbanden, en die niet zelden opereren in risicovolle en snel veranderende markten. In de sector bestaat een rebelse overtuiging dat deze manieren van werken in een steeds groter deel van de economie gemeengoed gaan worden. Deel van de ambitie in het topteamadvies uit 2011 was daarom: “De creatieve industrie is de proeftuin en voorloper van de nieuwe economie”.
Vanaf het begin heeft het Topteam geprobeerd om bepaalde organisatiestructuren die in andere topsectoren soms gemeengoed zijn, af te houden. Zo kreeg de creatieve industrie geen regieorgaan. Bij het ontwerp van CLICKNL werd liever gedacht aan het verknopen van netwerken, dan aan een nieuw ‘log’ apparaat. Er is inderdaad lang gepraat over het businessplan, maar daar deden dan ook talloze bedrijven en organisaties aan mee. De Dutch Creative Council werd weliswaar bedacht als autoriteit, maar van en door het creatieve MKB. Grote organisaties zijn het ook niet geworden – wat het ministerie overigens goed uitkwam. CLICKNL heeft een directeur en maakt gebruik van diensten van enkele ZZP’ers. Verder zijn het de zeven CLICK-netwerken die het gezicht van CLICKNL bepalen. De Dutch Creative Council heeft een postbus, wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris vanuit de Gemeente Amsterdam en een parttime ingehuurde secretaris uit de creatieve sector. Er kan niet gezegd worden dat de creatieve sector als topsector grote logge apparaten heeft neergezet.
De cross-sectorale topsector
Een lichte organisatie, in de sector in plaats van erboven, en liever op het MKB gericht dan op een handvol grote jongens. Dat zijn zo ongeveer de sturende principes onder de zelforganisatie van de creatieve industrie. Zo nu en dan vraag ik me echter af of we niet één belangrijk principe vergeten zijn: ‘verbindend’ met andere (top)sectoren. Het verhaal van de topsector creatieve industrie is steeds dat creatieve bedrijven in staat zijn cross-sectoraal te innoveren, maar bij zelforganisatie bestaat altijd de neiging om te gaan navelstaren. Had de creatieve industrie het als topsector ook gered als er helemaal geen Topteam Creatieve Industrie of CLICKNL was gekomen? Als er gewoon iemand uit de creatieve industrie in ieder topteam van de andere topsectoren, en een creatief directeur bij alle TKI’s (de broertjes en zusjes van CLICKNL) in de andere topsectoren was gekomen? Het leek me een mooi experiment, en ik kan er nog steeds over filosoferen.
Ik kijk dan ook uit naar de ‘formule’ die de Dutch Creative Council heeft bedacht voor de aankomende, zogeheten Innovatie-estafette. Dat is een soort beurs voor innovaties, waarbij elke topsector een stuk beursvloer ter beschikking heeft om zich te presenteren. De creatieve industrie zal daar – ik houd het cryptisch – overal en nergens zijn. Dat is de charme van bijna tien jaar waarin de creatieve industrie in de belangstelling staat van Den Haag: iedereen heeft het erover, maar niemand kan het grijpen.
De Innovatie-estafette vindt plaats op 13 november 2013, in de RAI in Amsterdam.
Martijn Arnoldus