De verovering van Midden- en Zuid-Amerika door de Conquistadores in de 16e eeuw verliep – cru maar waar – volledig volgens plan. De Spanjaarden troffen er rijke en hoogstaande beschavingen aan, georganiseerd volgens een voor hen heel bekend model: een almachtige koning, alleenheerser en ‘interface’ tussen mensen en bovenwereld, met daaronder een strak hiërarchisch georganiseerde samenleving. De wereld van de Azteken en Inca’s was sterk gecentraliseerd – nam je de koning weg, dan ontstond er een machtsvacuüm. Weliswaar geholpen door de pokken, een voor de inheemse bevolking onbekende ziekte, slaagden Cortés en Pizarro er relatief gemakkelijk in de samenlevingen van de Azteken en Inca’s – bijna letterlijk – te onthoofden en zo deze volken in chaos te storten en er de macht over te nemen.
De Spanjaarden voelden zich na de genoemde successen onoverwinnelijk en trokken noordwaarts. Rond 1680 zetten ze voet in het territorium van de Apache-indianen. Hoe anders verging het de Spanjaarden hier! Deze ogenschijnlijk primitieve indianen hielden de Spanjaarden twee eeuwen lang van het lijf. Hun kracht was niet dat ze een sterk leger hadden (wat dat betreft wáren de Spanjaarden onverslaanbaar), maar dat ze decentraal georganiseerd waren. Geen absolute vorst, geen hoofdstad, geen centraal plein met piramide – al met al geen gemakkelijk volk om greep op te krijgen. Volgens Brafman en Beckstrom (The Starfish and the Spider) zijn de Apachen duidelijk starfish: hak een poot af en deze groeit weer aan. Hak een spin zijn kop af en de spin is dood. Tot zover de bloederige verhalen.
De hedendaagse vergelijkingen met spiders dringen zich al snel op: Apple voorop, vele banken, maar ook overheden zijn centraal georganiseerd. Hoewel de ontwikkelingen in de Arabische wereld lijken te illustreren dat de oude machtscentra langzaam verdwijnen, is de kans groot dat the next best organised thing de plek inneemt van het oude. Het lijkt alsof de meeste organisaties vertrouwen houden in een gecentraliseerde aanpak. Maar dat maakt ze inderdaad ook kwetsbaar: denk aan de effecten die het ziekbed van Jobs heeft op de aandelenkoersen van Apple. Jobs ís de machtigste man binnen het concern, zonder wiens toestemming geen product van de lopende band rolt. Jobs redde Apple van een ondergang met de iMac, iPod, iPhone en iPad. Apple zonder Jobs? Nauwelijks denkbaar.
Hedendaagse voorbeelden van starfish vind je op grote schaal in Spaans Baskenland (ironisch genoeg op Spaans grondgebied dus). Daar wordt veel gewerkt volgens de coöperatieve filosofie van gedeeld eigendom en rentmeesterschap. Voorbeelden zijn de Mondragon Corporation en, onderdeel daarvan, de Caja Laboral bank. Alle 1800 medewerkers van deze bank zijn partner en mede-eigenaar. Een ander voorbeeld van een moderne starfish, IDEO, is tot op het bot decentraal georganiseerd. IDEO werkt sinds begin jaren ’90 als multidisciplinair ontwerpbureau (bekend van o.a. de Palm V handheld, keukenspul, maar ook het service design van Dubai’s Department of Economic Development). Het bedrijf heeft dan wel een president (Bill Moggridge) en CEO (David Kelley), maar is voor de rest volstrekt plat en a-hiërarchisch georganiseerd. Iedere werknemer brengt eigen ideeën binnen en wordt in zijn werk gefaciliteerd door een extreem lichtvoetige, beweeglijke organisatie. Promotie maken kan niet (dat zou het evenwicht verstoren), ideeën zijn geen intellectueel eigendom, kennis is van iedereen.
De ‘Spanjaarden’ van vandaag komen in de visie van IDEO steeds meer uit onverwachte hoek: de interne organisatie, of eigenlijk de tendens van organisaties om groter en daarmee bureaucratischer te worden. Bureaucratie is volgens het bedrijf de absolute vijand van creativiteit. Daarom de platte organisatie, daarom worden de afdelingen klein gehouden, elke tak heeft maximaal 25 personen.
Hoe liep het eigenlijk af met de Apachen? Ook zij moesten uiteindelijk de strijd opgeven. De Amerikanen (het is nu eind 19e eeuw) kregen vat op hen door een scarse resource bij hen te introduceren: ze deelden koeien uit aan enkele leiders. De toevoer van koeien werd door de Amerikanen gecontroleerd. Deze kunstmatige rijkdom en schaarste zorgden ervoor dat deze amorfe, decentrale samenleving van nomadische indianen zich wel móest organiseren, daardoor verzwakte en al snel in reservaten terecht kwam.
Dat (kunstmatige) schaarste ook nu nog een bedreiging vormt, maken veel organisaties zichtbaar. Kennis, intellectueel kapitaal, wordt ook nu nog door veel van hen gezien als dé schaarse bron. Veel organisaties schermen die kennis dan ook angstvallig af voor de (vijandige) buitenwereld, terwijl slechts enkelen er toegang toe hebben. In het boek Easycratie (zie hier recensie) bestrijdt Martijn Aslander (in mijn ogen succesvol) de idee van ‘kennis is macht’. Dat is allang niet meer zo. Kennis is geen eigendom meer van een minderheid en laat zich niet centraal organiseren. Ik hoef niet uit te leggen welke rol internet daarin gespeeld heeft.
Dat weet KL als geen ander: met een club van 16 medewerkers alleen bouw je geen kennisland. Kennis heeft de grootste impact als het gedeeld wordt. Datzelfde geldt bij het bouwen van communities: dat doe je niet door op je kennis te gaan zitten. Hier is delen juist een voorwaarde.
De vijand komt niet meer te paard met een glimmend harnas, maar is misschien wel net zo gevaarlijk.