Kunst en cultuur: slechts hobby’s met een kostenplaatje?
Onlangs stond er een tekening van Peter van Straaten in Vrij Nederland. Daarop is te zien hoe Geert Wilders vanaf een in volle vaart gaande arrenslee een jongetje tussen de hongerige wolven gooit. Op het T-shirt van het jongetje staat ‘cultuur’. Deze illustratie is een verwijzing naar het lied ‘Dodenrit’ van Drs. P. In dit sarcastische lied wordt beschreven hoe een vader zijn eigen kinderen een voor een aan hongerige wolven opoffert. Alleen op die manier meent hij zijn sleerit naar de Russische stad Omsk te kunnen overleven.
Het beeld van de sleerit is een treffende sneer naar Wilders die kunst heeft uitgeroepen tot een overbodige hobby van de linkse elite. Daarmee lijkt de discussie over de legitimiteit van kunst te verzanden in een debat over smaak. Over smaak valt te twisten. Kunst zelf is echter geen kwestie van smaak, maar van waarde. Een treffend voorbeeld hiervan is het toneelstuk ‘Art’ van Yasmina Reza. In dit stuk discussiëren drie vrienden over een recent aangeschaft modern schilderij. Het doek is volkomen leeg en wit en heeft een vermogen gekost. De discussie escaleert in een onoplosbare ruzie. De waarde van het toneelstuk zit dan ook niet in het witte doek maar in de achterliggende discussie die het oproept.
Zo zond Marcel Duchamp aan het begin van de vorige eeuw een tot kunstwerk gebombardeerd urinoir naar een gerenommeerde expositie in New York. Op basis van smaak werd het kunstwerk door de zittende jury onmiddellijk geweigerd. Uiteindelijk is het urinoir uitgegroeid tot een symbool voor een nieuwe stroming binnen de moderne kunst. Het is daarom discutabel of smaak een criterium moet zijn voor discussie over kunst.
Met gedoogsteun van de PVV gaat de huidige regering structureel bezuinigen op kunst en cultuur. In 2015 lopen de bezuinigingen van het Kabinet Rutte zelfs op tot 200 miljoen euro. De cultuurkaart voor jongeren en de innovatie- en matchingregeling worden geschrapt. Verscheidene fondsen worden samengevoegd en omgevormd tot een cultureel investeringsfonds. De BTW op de meeste toegangskaartjes zal worden opgeschroefd van 6% naar 19% en de ‘Wet Werk en Inkomen Kunstenaars’ (WWIK) wordt afgeschaft.
De voorgenomen bezuinigingen en maatregelen zijn inmiddels onderwerp van een verhit debat. Centraal daarin staat de klassieke vraag: wat is de toegevoegde waarde van kunst en cultuur? En, in welke mate moet de overheid de sector rondom kunst en cultuur ondersteunen en beschermen? In het huidige regeerakkoord is het kunstbeleid niets meer dan bezuinigingsbeleid. Men ziet in kunst slechts nog een kostenpost. In het overgebleven financieringsmodel lijkt vooral de valorisatie van kunst leidend: de kunstenaar als creatief ondernemer.
Nu kunnen we niet ontkennen dat kunst een economische waarde heeft. Een gevarieerd cultureel leven draagt immers bij aan de aantrekkingskracht van een samenleving. Steden als Berlijn, Londen en Amsterdam hebben een interessant vestigingsklimaat en zijn populair bij toeristen, juist vanwege de creatieve industrie. Ook zijn er genoeg voorbeelden te noemen van succesvolle creatieve export, de ‘Dutch designs’ van Marlies Dekkers vinden een gretige afzetmarkt in binnen- en buitenland. Het Kabinet Rutte heeft echter de veelbelovende innovatie- en matchingregeling afgeschaft die een verdere groei van het verdienvermogen van de kunst- en cultuursector beoogde.
Door kunst naar economische ratio te beoordelen ontstaat het gevaar dat de maatschappelijke waarde niet meer richtinggevend is. Terwijl de maatschappelijke waarde juist economische spin offs genereert, zoals ook in wetenschap fundamenteel onderzoek de basis vormt voor toegepast onderzoek. Bij fundamenteel onderzoek gaat het echter om kennis omwille van kennis. Uiteindelijk vormt die ‘zuivere’ kennis het fundament van de totale kennisinfrastructuur en een hoogwaardige kenniseconomie waar iedereen dagelijks gebruik van maakt. Ook een rijk cultureel leven draagt bij aan welvaart en welzijn. Onze Westerse samenleving bouwt voor een groot deel voort op de fundamenten van onze cultuurhistorische bagage. Door te bezuinigen op kunst bestaat het risico het fundament weg te halen dat nodig is voor een bloeiende en zichzelf vernieuwende kunstsector. Juist in deze cascade van oorzaak en gevolg kan zelfs het wegsaneren van kleine onderdelen grote maatschappelijke gevolgen hebben.
Een soortgelijk verband van oorzaak en gevolg werd vorige week tijdens de politieke top van de Verenigde Naties in de Japanse stad Nagoya gelegd. Het ging hier alleen niet om het beschermen van de kunsten maar over het beschermen van de biodiversiteit. Tijdens deze top stelde Jim Leape van het Wereld Natuur Fonds het volgende: ‘Onze welvaart is afhankelijk van gezonde ecosystemen. De bossen, oceanen en rivieren zijn funderingen van onze maatschappij en economie.’(bron: NRC Handelsblad).
Juist door toepasbaarheid leidend te laten zijn in het huidige kunstbeleid en smaak tot criterium van discussie te maken verschraalt de kernwaarde van de kunst. Wellicht ontdekken we halverwege onze sleerit alsnog van hoeveel waarde de door dit kabinet geofferde kinderen eigenlijk waren. Of zoals de vader in het lied van Drs P. besluit:
Ik zing nu weer wat lustiger want Omsk komt in zicht. Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht. Terwijl de wolven mij verslinden, denk ik ‘Dat is pech Ja Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg.