Het zal niemand verbazen dat het thema ‘bureaucratische rompslomp’ als nummer één op de VK Onderwijsagenda prijkt. Ondanks dat door OCW de laatste jaren driftig geschrapt is in regels, klagen leerkrachten nog steeds volop over het ’gedoe’ waar ze mee te maken hebben naast het lesgeven.
Dus waar komt die rompslomp dan vandaan? Waarom is dit juist in het onderwijs zo’n taai vraagstuk? Is het gewoon zo dat leerkrachten te trots zijn om extra administratieve taken uit te voeren? Doen ze teveel een beroep op hun autonomie? Accepteren scholen niet dat zaken ook gewoon goed geregeld moeten zijn?
Mijn ervaring is dat leerkrachten best bereid zijn iets extra’s te doen en zich ook graag willen inzetten om de organisatie te verbeteren en te vernieuwen. Wat daarin wel essentieel is, is dat je leerkrachten tegemoet treedt met vertrouwen. Overmatige regels en controle leiden juist tot zeurende en weerbarstige leerkrachten, terwijl het geven van verantwoordelijkheid leidt tot initiatief en ondernemerschap. In ons programma Onderwijs Pioniers, waar leerkrachten gestimuleerd worden om met plannen te komen om hun school te verbeteren, loopt het storm met goede ideeën en is men zelfs bereid daar veel vrije tijd aan te besteden. Maar waar leerkrachten slecht tegen kunnen is om opgezadeld te worden met regels, beleid en innovaties die van bovenaf worden opgelegd. Dat wordt dan al heel snel ervaren als rompslomp.
Het is met rompslomp namelijk net zoiets als met rotzooi; het is vooral vervelend als het veroorzaakt wordt door een ander. Je eigen rommel hoort bij het leven. Waar gehakt wordt, vallen spaanders… dat ruim je wel weer op. Maar rotzooi van anderen veroorzaakt irritatie, stress en frustratie.
Ondanks dat scholen op afstand zijn gezet, meer zelfstandigheid hebben gekregen en de lumpsum financiering is ingevoerd, zijn het nu de adviesorganen, educatieve uitgevers en schoolbesturen die voor het overgrote deel bepalen hoe de taak van een individuele school en de taak van een leerkracht ingevuld dienen te worden. Geplaagd door zoveel ‘beterweters en voogdij’ trekt de leerkracht zich terug in de klas, voert instructies uit en biedt manmoedig maar mopperend alle rompslomp het hoofd. Uit recent onderzoek van de Kafkabrigade bleek dat meeste rompslomp op school afkomstig is van het eigen schoolbestuur, de gemeente en alles wat te maken heeft met zorgleerlingen. De leemte die Den Haag heeft achtergelaten lijkt moeiteloos te zijn opgevuld.
De hoeveelheid instanties om scholen heen die zich allen met een stukje van het onderwijsproces bezig houden, is bijna ontelbaar. De een innoveert, de ander toetst, en weer een ander maakt beleid. We maken een strikte scheiding tussen wie het weet en wie het niet weet, wie mag denken en wie mag doen, wie mag toetsen en wie moet verantwoorden. Zoals ook Everard van Kemenade aangeeft in zijn artikel in VK van 14 januari jl. vindt dit alles plaats in een sfeer van onderling wantrouwen. De bestuurder wantrouwt zijn leerkrachten, de pedagogische instellingen wantrouwen de scholen, de overheid wantrouwt de sector. En zo geven we -allen werkend vanuit de beste intenties- dit wantrouwen aan elkaar door.
Een aardig voorbeeld is de inspectie. Om de verantwoordingsplicht voor scholen te verkleinen, vraagt de inspectie tegenwoordig informatie aan het schoolbestuur. De inspectie komt nu nog maar eens in de vier jaar langs op de school, tenzij vaker nodig wordt geacht. Scholen leggen nu verantwoording af aan hun bestuur. Het resultaat hiervan is echter dat de verantwoordingslast alleen maar is verschoven. De besturen vragen nu van scholen zich te verantwoorden in jaarplannen, verslagen en allerhande managementinformatie. De rompslomp komt op een andere plek weer naar boven. Bovendien voelen scholen zich intussen niet erkend als professionele organisatie, aangezien ze alleen op papier beoordeeld worden en niet zelf met de inspectie over hun eigen resultaten kunnen overleggen.
Om uit dit patroon van ‘geïnstitutionaliseerd wantrouwen’ te breken moeten we het onderliggende probleem aanpakken en scholen tegemoet treden als professionele organisaties en leerkrachten als professionals waar we vertrouwen in hebben. Scholen moeten zelf in staat zijn om antwoorden te bieden op de vraagstukken die op hen afkomen. Met leerkrachten die zich niet alleen bezighouden met hun eigen lessen, maar die ook een stem hebben in de organisatie van het onderwijs.
Dit vergt wel iets van scholen en van leerkrachten. Namelijk dat ze leren om beter met elkaar samen te werken, hun handelen aan zelfanalyse bloot te stellen en hun organisatie effectief vorm te geven om zo hun eigen rompslomp tot een minimum te beperken.