Leraren zijn onderzoeksmoe: Stop met meten, begin met vernieuwen!
Marlieke Kieboom Onderzoeksadviseur maatschappelijke innovatie Chris Sigaloff Directeur en adviseur sociale innovatieHet onderwijs verbeter je niet via vragenlijsten. Een betoog voor minder onderzoek over leraren en meer onderzoek met leraren om onderwijsvernieuwing in de praktijk te ondersteunen.
Onlangs verscheen het vuistdikke rapport Teaching and Learning International Survey (TALIS) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Op basis van 2000 enquêtes onder Nederlandse leraren in het voortgezet onderwijs zou blijken dat zij grotendeels tevreden zijn over hun vak, zelfs meer tevreden dan hun buitenlandse collega’s. “Een schat aan informatie”, volgens staatssecretaris Sander Dekker. Maar is het wel de juiste informatie? Het onderwijs verbeter je niet via vragenlijsten, vinden Chris Sigaloff en Marlieke Kieboom van Kennisland. Zij pleiten voor minder onderzoek over leraren en meer onderzoek met leraren om onderwijsvernieuwing in de praktijk te ondersteunen.
Het zal u wellicht verbazen, maar enquêtes invullen, deelnemen aan focusgroepgesprekken of als controlegroep fungeren zijn normale bezigheden voor leraren. Evidence-based onderzoek is namelijk het nieuwe toverwoord voor beter onderwijsbeleid. In Nederland willen we geen onderwijsvernieuwing meer zonder onomstotelijk bewijs dat maatregelen werken. De school als onderzoekslaboratorium, met leraren en leerlingen als datavee. De onderzoeken komen bovenop een oerwoud aan bureaucratie, regels en werkdruk, en ook het nut ervan is voor leraren onduidelijk. In ons werk in het onderwijs laten leraren merken onderzoeksmoe te zijn. Wat is hier aan de hand? Wie wil eigenlijk ‘bewijs’ voor wat? Het zijn voornamelijk financiers en uitvoerders van onderwijsvernieuwingsprojecten of ministeries die opdracht geven voor onderzoek en de onderzoeksbudgetten beheren. Zij willen weten of nieuwe oplossingen werken, en welk nieuw beleid er op basis van die resultaten moet komen.
Deze constructie levert een aantal problemen op. Ten eerste komt de opgedane kennis vooral terecht bij beleidsmakers, onderwijsexperts en kennisinstellingen, en niet bij de onderzochte leraren. Die merken er vooral wat van in de vorm van meer oplossingen, regels en beleid die van bovenaf worden opgelegd. Zelden ontstaan er lastenvermindering, betere ondersteuning en meer ruimte om zelf te innoveren. Ten tweede leidt de evidence-based-focus tot een systeem waarin financiers, uitvoerders en onderzoekers de onderzoeksagenda bepalen. Evidence-based onderzoek wekt namelijk de verwachting een bepaalde mate van objectiviteit te kunnen bereiken. Om de objectiviteit te bewaren wordt de voorkeur gegeven aan externe onderzoekers. Het gevolg is een wirwar van kennisinstellingen en consultancybureaus die het onderwijs met onderzoeken bestoken. Zij bepalen de enquêtevragen en zij interpreteren de onderzoeksresultaten en schrijven de onderzoeksrapporten. De leraar is slechts lijdend voorwerp.
Het doel van al die onderzoeksrapporten is uiteindelijk verbetering van het onderwijs door middel van innovatie. In veel van de onderzoeken wordt echter vergeten dat innovatieprocessen sterk afhankelijk zijn van hoe een leraar opereert, hoe een team functioneert, hoe een directeur leiding geeft, hoe leerlingen functioneren op school en daarbuiten, en welke rol ouders hierin spelen. Allemaal variabelen die lastig te voorspellen of te sturen zijn. Een school is geen laboratorium waarin alle factoren gecontroleerd kunnen worden. Innovatie is juist gebaat bij meer vrijheid en variatie. Door krampachtig vast te houden aan meetbaarheid wordt de onderwijspraktijk onnodig belast, en innovatie vanuit de scholen zelfs belemmert.
Wij zijn niet tegen evidence en meten. Er gebeurt heel veel goeds in het onderwijs, op talloze plekken in het land. Maar, wat goed is op één plek, in één situatie, is niet per se goed voor iedereen. Niet elke leraar, leerling of ouder is tevreden over hetzelfde. Onderzoeksgeld kan beter besteed worden aan de ontwikkeling van onderzoeksmethoden die zorgen voor een goede ondersteuning van vernieuwende onderwijspraktijken van leraren. Onderzoek waarbij leraren van elkaar kunnen leren, waarvan zijzelf, leerlingen en ouders direct profijt hebben en dat de mogelijkheden om vanuit de praktijk te innoveren vergroot. Onderzoek als interventie-instrument in plaats van meetinstrument.
Laten we ons in nieuwe onderzoeken richten op de rijke praktijk die leraren en leerlingen al laten zien. Nieuw onderzoek vraagt ook om wat lector Marco Snoek (HvA, Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding) in zijn recente promotie ‘Developing teacher leadership and its impact in schools’ noemt: leraren die zelf op onderzoek gaan, nieuwe ideeën uitproberen binnen hun professionele ruimte en beter gebruikmaken van kennis die er al is. Ook is er meer ruimte nodig van de opdrachtgevers van onderzoek. Beleidsmakers en leidinggevenden van onderwijsinstellingen moeten accepteren dat niet alles te voorspellen en te meten is. Maar bovenal hebben wij moedige onderzoekers nodig – bondgenoten van onderwijsvernieuwers, van leraren – die niet alleen innovatie of tevredenheid willen bestuderen, maar ook de onderzoeksmethoden zelf willen innoveren.
Wie meldt zich?
Chris Sigaloff (voorzitter) & Marlieke Kieboom (onderzoeksadviseur) werken bij Kennisland, denk- en doetank voor maatschappelijke vernieuwing.