Nederland is in zwaar weer beland. Eerst een economische crisis en nu een politieke crisis er bovenop. Er wordt volop gepraat over de maatregelen die we moeten nemen om Nederland weer uit het slop te halen, het begrotingstekort terug te dringen, de arbeidsmarkt open te breken en economische groei te realiseren. We zijn hard bezig om de winkel op orde te krijgen, met alle gemoederen en vertragingen van dien.
Maar wat als de huidige winkel eigenlijk niet meer van deze tijd is? Wat als de winkel zélf niet meer voldoet? Wat als het huidige politieke en financiële systeem onvoldoende ‘future proof’ is? Wat als we vooral bezig zijn krampachtig vast te houden aan het bestaande? Er zijn genoeg signalen dat het huidige systeem zijn grenzen heeft bereikt. Het financiële model is onhoudbaar, de democratie verliest aan legitimiteit, onze natuurlijke grondstoffen worden steeds schaarser en het verschil tussen arm en rijk wordt alleen maar groter. Sociale uitdagingen nemen toe en het is overduidelijk dat die niet alleen door de overheid of de markt kunnen worden opgelost. Economische groei en technologische innovatie zullen niet het antwoord zijn op al onze problemen.
Maar wat dan wel? Hoe ziet dat nieuwe systeem er dan uit? Die vraag is niet zo makkelijk te beantwoorden. Je vervalt al snel in platitudes als dat het duurzamer moet, eerlijker, meer van onderop, crosssectoraal, en ja misschien wel minder en kleiner. Het blijft ook gauw steken in grote verhalen, theorieën en houtskoolschetsen waardoor het allemaal wel erg ver van de dagelijkse praktijk af staat. Dit neemt niet weg dat juist nu we de winkel op orde aan het brengen zijn, we ook moeten nadenken over de aard en achterliggende uitgangspunten van de winkel zelf.
We spelen het spel zonder vragen te stellen
Toen ik nog bij Universiteit Nyenrode werkte, heb ik vele malen een managementsimulatie gespeeld, ‘Powerlab’ genaamd. In een paar uur boots je daarin de dynamiek van een organisatie na, compleet met bazen, middenmanagement en werkvloer. Van tevoren gaven wij als begeleiders duidelijk mee aan de deelnemers dat de regels aan te passen waren als het maar door de top van de organisatie bewust werd gedaan. Ondanks deze ‘aanwijzing’ was dit zeer zelden het geval. Onafhankelijk van welke organisatie of sector de managers afkomstig waren, de regels werden zelden ter discussie gesteld, de uitgangspunten nauwelijks herzien en aan de missie en ambitie van de organisatie werd niet getornd. De schilderstape die op de vloer was aangebracht om de verschillende afdelingen van elkaar te scheiden werd nooit van de vloer gerukt. Zonder vragen te stellen speelde ieder het spel, paste zich simpelweg aan en nam het gegeven systeem als onontkoombare realiteit.
Ook wij lijken met z’n allen vast te zitten in het bestaande systeem. Het is ongelofelijk moeilijk om er buiten te treden of er zelfs maar buiten te denken. Alles is erop gebaseerd. Economische groei is als een natuurwet en het ‘steeds meer willen hebben’ zit ons in de genen. En toch pleit ik voor een blik om het hoekje, een perspectief buiten de box en morrelen aan de bestaande kaders. Door er over te dagdromen of scherpe analyses uiteen te zetten, zoals de ontwikkelingseconoom Chandran Nair bijvoorbeeld doet in zijn boek Consumptionomics. Maar ook door zelf en samen met anderen te experimenteren. Door actief te zoeken naar nieuwe oplossingen die bijdragen aan de grote maatschappelijke problemen waar we voor staan. Door de bestaande spelregels kritisch te bekijken, slimmere regels te introduceren en misschien wel het meest belangrijke: meer ruimte te geven aan nieuwe spelers. Betrokken burgers, professionals, sociaal ondernemers die – ondersteund door organisaties zoals Kennisland – zelf de handen ineenslaan en in actie komen. Alleen dan zorgen we ervoor dat we niet alleen in 2013 uit de rode cijfers komen, maar dat we bovendien toewerken naar een toekomstbestendig systeem waar we ook in 2040 nog mee uit de voeten kunnen.
Chris Sigaloff