Waterschappen: hoeders van een nieuw poldermodel?
Tessa de Geus Adviseur sociale en stedelijke innovatieIn oktober 2018 gaf Tessa de Geus een toespraak tijdens het jaarlijkse watersymposium van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Lees hier haar betoog voor een nieuw poldermodel waarin maatschappelijke initiatieven worden omarmd om vastgeroeste patronen te doorbreken.
Dit stuk is een aangepaste versie van de toespraak die ik hield tijdens het jaarlijkse Watersymposium van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) op 18 oktober 2018.
Precies drie jaar geleden, in oktober 2015, stond ik in een piepklein atelier in Eindhoven, bij Vincent en Bennie. Ik was daar vanwege de Challenge Stad van de Toekomst die Kennisland organiseerde. We vroegen Nederlanders om ons te vertellen met welke innovatie zij bijdragen aan hun gedroomde stad. Bennie en Vincent namen me mee naar hun innovatie, langs steile trappen naar beneden: in een kleine kamer achter een grote stofwolk doemde een machine op. Met die machine gieten Bennie en Vincent stoeptegels. Maar de innovatie van Bennie en Vincent gaat eigenlijk om iets anders. Zij willen Nederland anders laten kijken naar onkruid, namelijk als Gewildgroei: “planten die uit zichzelf terecht zijn gekomen op een plaats waar men hen wenst.” Daarom gieten Bennie en Vincent stoeptegels met een groot gat in het midden.
Juryvoorzitter Daan Roosegaarde++Daan RoosegaardeDaan Roosegaarde is een Nederlandse kunstenaar, ondernemer, uitvinder en ontwerper. was enorm enthousiast over hun innovatie. Hij roemde hoe Gewildgroei helpt bij regenwaterfiltratie, het vergroten van biodiversiteit, en waardering voor natuur in de stad. Maar in de praktijk bleek het keer op keer lastig voor ze om partners te vinden. Bij het waterschap werden ze gezien als waterexperts, en de Dienst Openbare Ruimte vond ze maar lastige tegelboeren met tegels waar mensen hun nek over kunnen breken. Ze werden van het kastje naar de muur gestuurd omdat niemand hen op waarde schatte.
Bestuursmodel kan huidige complexiteit niet aan
Het verhaal van Bennie en Vincent staat niet op zichzelf. Het laat zien dat de samenwerking tussen initiatiefrijke inwoners en overheidsorganisaties vaak nog niet lukt. De samenwerking tussen initiatiefrijke inwoners en overheidsorganisaties lukt vaak nog niet goed. Ons huidige bestuursmodel stamt uit de 19de eeuw – de waterschappen zelfs nog van eerder – en is niet ontworpen om goed om te gaan met de complexiteit waarin we in leven. Gewildgroei gaat over openbare ruimte én waterbeheer én educatie. Dat bleek net even te ingewikkeld. Vraagstukken in de 21ste eeuw hebben de kennis en kwaliteiten van buiten overheidsorganisaties nodig, denk bijvoorbeeld aan de ervaringskennis van inwoners, of de creativiteit van ontwerpers of studenten. Voor relevantie en legitimiteit vanuit de samenleving is responsiviteit en samenwerking nodig tussen overheidsorganisaties, bedrijven, kennisinstellingen en inwoners: een nieuw bestuursmodel, misschien wel een nieuw soort polderen.
Tot zover misschien niet wereldschokkend. Maar in de praktijk vliegen de bezwaren me regelmatig om de oren: “Maar, hoe weet ik of een initiatief wel representatief is?”, “Hoe meet ik dan of een initiatief wel impact heeft?”, “Gaan deze initiatieven onze taken overnemen?”. Ik denk dat dit niet de juiste vragen zijn. We moeten maatschappelijke initiatieven op de eerste plaats waarderen voor hun vermogen om vastgeroeste patronen te doorbreken en verbeelding te ontlokken.We moeten maatschappelijke initiatieven op de eerste plaats waarderen voor hun vermogen om vastgeroeste patronen te doorbreken en verbeelding te ontlokken. Anders gaat samenwerking niet lukken.
Disruptie legt problemen bloot én oplossingsrichtingen
Om patronen te doorbreken organiseerde Kennisland bijvoorbeeld met de gemeente Amsterdam het programma Onze Nieuwe School: vernieuwende ideeën over onderwijs worden niet of nauwelijks in de praktijk gebracht, omdat het systeem daar niet op ingericht is, en het voor huidige schoolbesturen niet aantrekkelijk is om daar mee aan de slag te gaan.++Onze Nieuwe SchoolOnze Nieuwe School bracht in Amsterdam een constructieve discussie op gang over wat goed onderwijs is, over wat een toevoeging zou kunnen zijn op het huidige Amsterdamse onderwijsaanbod en hoe je deze nieuwe scholen mogelijk kunt maken. We vroegen alle Amsterdammers om ideeën in te sturen voor scholen die passen in de 21ste eeuw. Tussen de 124 plannen zaten ideeën zoals scholen ingericht op de ontwikkeling van jongens, en een onderwijsgemeenschap voor kinderen tussen de 0 en 18 jaar. Uiteindelijk zijn drie van de vier winnende schoolideeën ook daadwerkelijk gerealiseerd.
Wanneer je maatschappelijke initiatieven blijft zien als een instrument om je beleid uit te voeren, zijn de mate van representativiteit, gemeten impact of duurzaamheid van een initiatief inderdaad lastige vragen. Maar deze instrumentele bril doet de omvangrijke waarde van maatschappelijke initiatieven teniet. Het gaat erom om dat je met vertrouwen een ontwikkeling tegemoet gaat waarin maatschappelijke initiatieven de positie van je organisatie bevragen, je samen interventies ontwikkelt en je afvraagt of de afkadering van je beleid wel relevant is.Het gaat erom om dat je met vertrouwen een ontwikkeling tegemoet gaat waarin maatschappelijke initiatieven de positie van je organisatie bevragen, je samen interventies ontwikkelt en je afvraagt of de afkadering van je beleid wel relevant is. Een te instrumentele kijk is funest. Hiermee voorkom je dat je een gesloten bastion blijft dat steeds verder afdrijft van de rest van de samenleving. Aan het eind van de dag voert het waterschap immers een dienst uit in opdracht van alle Nederlanders.
Zulke samenwerking vraagt wel om bepaalde competenties. Het werk van zogenaamde ‘boundary spanners’, of ‘grenswerkers’++Boundary spannersBoundary spanners zijn individuen in een innovatiesysteem die organisaties en hun interne netwerken verbinden met externe netwerken en bronnen van informatie. helpt om initiatieven te verbinden aan juiste mensen binnen de organisatie, en tegelijkertijd een kritische discussie aan te jagen over de implicaties van maatschappelijke initiatieven. Een voorbeeld: De meest duurzame drijvende woonwijk van Europa die gerealiseerd wordt in Buiksloterham, SchoonSchip, is een parel van een disruptief initiatief. Met een grijswatercircuit en de vergisting van zwart water willen ze volledig circulair worden. Dit dwingt het waterschapsbedrijf om na te denken over de toekomst: wat gebeurt er als groepen afkoppelen van het algemene systeem? Hoe gaan we om met een kleinere groep watergebruikers die de lasten dragen van een steeds duurder wordende infrastructuur? Dit soort vragen zijn cruciaal als we willen dat onze duurzaamheidstransities succesvol zijn.
Naast ruimte voor zulke grenswerkers, moet er ook breder gekeken worden naar zaken zoals organisatiecultuur, inrichting van processen, identiteit en visie. Is het waterschap er om het beleid uit te voeren, of om een maatschappelijk doel te realiseren? En welk doel is dat dan?Is het waterschap er om het beleid uit te voeren, of om een maatschappelijk doel te realiseren? En welk doel is dat dan? Welke waarden liggen daaraan ten grondslag?
Samenwerking met inwoners is onvermijdelijk
Het waterschap staat niet alleen voor deze vragen. Bij alle maatschappelijke transities, denk bijvoorbeeld aan Nederland aardgasvrij++Nederland aardgasvrijZie bijvoorbeeld ons project Open Overheid: Aardgasvrije wijken, waarin we onderzochten hoe gemeenten open kunnen handelen te midden van de transitie naar aardgasvrije wijken? , wordt gezocht naar een nieuw bestuursmodel, zonder het kind met het badwater weg te gooien. Eén ding staat vast, de samenwerking met inwoners en bottom-up-initiatieven is onvermijdelijk. Er zullen nog talloze voorbeelden komen, waar inwoners een nieuwe bril aanreiken en ons naar onkruid leren kijken als Gewildgroei. We kunnen geen droge voeten houden of verduurzamen zonder elkaars hulp. Een nieuw poldermodel doemt op. Zullen de waterschappen hiervan weer de voortrekkers zijn?