In de Volkskrant van woensdag 3 juli is een hele pagina gewijd aan wat de krant de ‘jongste onderwijsvernieuwing’ noemt: flipping the classroom. De auteur benadrukt dat deze trend niet van bovenaf is opgelegd, maar juist op de werkvloer is ontstaan.
“Het is een stille revolutie in de klas, die van onderop komt. Hieraan kwam geen onderwijsbureau te pas, maar leraren die elkaar met hun enthousiasme aansteken.”
Bij flipping the classroom wordt de les figuurlijk omgedraaid. De docenten hebben zo meer tijd in de les beschikbaar om op vragen van individuele leerlingen in te gaan. “Waar de leraar normaal gesproken de les gebruikt voor het uiteenzetten van theorie en de leerlingen naar huis stuurt met opdrachten, bekijken de leerlingen nu vooraf de instructievideo, en buigen ze zich daarna in de klas over opdrachten. Met hun leraar.”
Dit zijn het soort innovaties waar Kennisland zich al jaren sterk voor maakt. Los van het feit dat flipping the classroom als concept al een aantal jaar toegepast wordt is het interessant om te zien dat dit soort innovaties zich tegelijkertijd op verschillende plekken in het land manifesteren. Een reflectie op het artikel.
Nederland ‘flipt’ al jaren
Deze ontwikkeling past helemaal binnen de huidige tijdsgeest. Met de komst van social media, platforms als YouTube en videocameraatjes in je broekzak is iedereen in staat gemakkelijk een filmpje op te nemen en deze te delen. Op verschillende plekken in Nederland zie je docenten op dit moment experimenteren met de mogelijkheden die flipping the classroom biedt. Neem bijvoorbeeld Jelmer Evers, middelbareschooldocent in Utrecht en één van de pioniers in Nederland op dit gebied. Evers werd afgelopen maart door Kennisland en Vrij Nederland uitgeroepen tot één van de ‘Radicale Vernieuwers’, vanwege zijn werk op het gebied van onderwijsvernieuwing. Hij heeft de afgelopen jaren onder andere veel geschreven over flipping de classroom op zijn blog.
Ook binnen de InnovatieImpuls Onderwijs (IIO), een project uitgevoerd door Kennisland en het CAOP zijn er binnen scholen veel interessante ontwikkelingen op dit gebied aan de gang. Binnen IIO zijn ruim 150 scholen al bijna 3 jaar volop aan het experimenteren met 5 verschillende experimenten, die scholen zelf hebben bedacht en ontworpen. In deze experimenten hebben docenten en schoolleiders ruimte om verschillende innovaties te testen. Zo maken leerlingen (onder begeleiding) informatieve filmpjes voor jongere leerlingen en worden er volledig digitale lessen (E-klassen) ontwikkeld waardoor leerlingen ook thuis met de lesstof aan de slag kunnen.
Meervoudige winst?
Op het eerste gezicht leidt flipping the classroom door de toegenomen aandacht voor de individuele leerlingen ook tot verbetering van de cijfers, aldus één van de geïnterviewde docenten. Wetenschappelijk onderzoek is echter nog in volle gang. Wiskundedocent Van Dijk doet onderzoek aan de Universiteit Maastricht naar de effecten van flipping the classroom:
“Ik ben ervan overtuigd dat door de digitale revolutie de rol van de leraar verandert. Vroeger had hij als enige de kennis in bezit en was hij verantwoordelijk voor de overdracht. Dat verschuift nu naar het begeleiden in het verwerken en toepassen van de kennis.”
Uiteraard is de handhaving van de onderwijskwaliteit een belangrijk punt. Binnen IIO is dit dan ook één van de speerpunten waar onderzoek naar wordt gedaan. Net als bij reguliere lesstof die leerlingen thuis bestuderen rijst natuurlijk de vraag of de filmpjes daadwerkelijk thuis bekeken worden. Hoe ga je om met leerlingen die de filmpjes thuis niet bekijken, terwijl er tijdens de les minder of geen klassikale uitleg meer plaatsvindt? En zouden leerlingen meer of anders getoetst moeten worden om de toepassingen van flipping the classroom beter te kunnen bestuderen? Onderzoeken zoals die van IIO en de Universiteit Maastricht zullen dit uitwijzen.
Docenten krijgen en nemen de ruimte voor vernieuwing
Wat ik echter het belangrijkste aan deze ontwikkelingen vind is dat docenten de ruimte krijgen en nemen om zelf met dit soort vernieuwende onderwijsconcepten aan de slag te gaan. Dit kan flipping the classroom zijn, maar ook een ander idee of concept waar een docent enthousiast over is. Juist dit enthousiasme is belangrijk om zo’n concept te laten slagen en over te brengen aan collega’s en aan de leerlingen. Ook verrijken docenten zo zelf hun vakgebied en ontwikkelen zij zich in hun veranderende rol, zoals Van Dijk die beschrijft. Het zou mooi zijn als docenten gezamenlijk met hun leerlingen bruikbare toepassingen van bijvoorbeeld flipping the classroom bedenken. Op deze manier creëer je een natuurlijk gedeeld draagvlak, in tegenstelling tot een van bovenaf opgelegde maatregel zoals de Volkskrant ook benadrukt.
Ik ben blij dat docenten en schoolleiders bij projecten als de InnovatieImpuls Onderwijs en Onderwijs Pioniers deze ruimte en kansen om zelf te experimenteren daadwerkelijk krijgen. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek naar de effecten van flipping the classroom, maar nog benieuwder naar al die ervaringen van individuele docenten die met welke vorm van onderwijsvernieuwing dan ook bezig zijn. Niet omdat zij het moeten, maar omdat zij het zelf willen. Dat is de enige manier om een duurzame, innovatieve stap te zetten en je klaslokaal en dat van je collega’s weer een stukje beter te maken.
Jos van Kuik