Opinie

Op de drempel van een digitale Renaissance?

Europa staat wat haar erfgoed betreft op een kruispunt: of we gaan de digitale Middeleeuwen tegemoet, of we kiezen voor een digitale Renaissance. Dat staat in een recent verschenen rapport van het Comité des Sages, een Europese onderzoekscommissie die zich buigt over het digitaal beschikbaar maken van cultureel erfgoed. 

Europa staat wat haar erfgoed betreft op een kruispunt: of we gaan de digitale Middeleeuwen tegemoet, of we kiezen voor een digitale Renaissance. Dat staat in een recent verschenen rapport van het Comité des Sages, een Europese onderzoekscommissie die zich buigt over het digitaal beschikbaar maken van cultureel erfgoed. Het rapport, ‘The new Renaissance’ (PDF), werd op 10 januari aangeboden aan Eurocommissaris Neelie Kroes (Digitale Agenda) en Eurocommissaris Androulla Vassiliou (Onderwijs & Cultuur).  

De driekoppige commissie van wijzen windt er geen doekjes om. Cultureel erfgoed moet zo veel mogelijk vrij en voor iedereen beschikbaar zijn via digitale kanalen. Regionale en nationale overheden zijn de hoofdverantwoordelijken voor de (duurzame) beschikbaarheid van digitaal erfgoed. Dat moet dan tot een opleving van de Europese digitale cultuur leiden. Een nieuwe Renaissance. Maar net zoals dat Europa zich niet moeiteloos aan de echte Middeleeuwen wist te ontworstelen, is er voor een digitale Renaissance waarschijnlijk ook een lange adem nodig. Veel van de aanbevelingen vragen om ingrijpende (juridische) veranderingen die gerust nog jaren in beslag kunnen nemen. Niet erg overigens, de ambitieuze toon van het rapport spreekt wel degelijk aan. Voor voorvechters van meer open cultuur en erfgoed is het adviesrapport daarom wel een steuntje, maar verder vooral een document dat in de politiek levend gehouden moet worden. Zonder lobby overleven de aanbevelingen van de commissie het niet. Hieronder een overzichtje van vijf ambitieuze, nastrevenswaardige aanbevelingen van de onderzoekscommissie die in de praktijk nogal stevige veranderingen vragen:

1. Verweesde werken
De onderzoekscommissie stelt dat het maar eens afgelopen moet zijn met het probleem van erfgoed dat niet gedigitaliseerd mag worden omdat de rechthebbende ervan onbekend is. Deze zogeheten ‘verweesde werken’ bezorgen sommige erfgoedinstellingen heel wat hoofdbrekens omdat een groot deel van de collectie eruit bestaat. ‘Stom’ kun je zeggen, dan had er maar beter gedocumenteerd moeten worden. Maar heel wat instellingen hebben het collectiemateriaal al zonder verdere vermelding van maker of rechthebbende aangeleverd gekregen.

De onderzoekscommissie roept op tot een Europees juridisch instrument waarmee deze problematiek te lijf kan worden gegaan. Dat vraagt internationaal om wetswijzigingen en om het reserveren van een pot met geld (om eventuele rechthebbenden die zich achteraf melden een vergoeding te kunnen geven).

2. Bye bye Conventie van Bern
Het kan nog uitdagender. De onderzoekscommissie vindt namelijk ook dat absoluut voorkomen moet worden dat er nieuwe verweesde werken ontstaan. Het is zonder meer belangrijk dat de commissie daar een opmerking over maakt. Te vaak wordt in deze discussies alleen naar ‘reparatiemaatregelen’ gegrepen, en wordt vergeten om preventief te werk te gaan. Om nieuwe verweesde werken te voorkomen, ziet de commissie een vorm van registratie van creatieve werken als onontkomelijk. Daarmee raakt de commissie het hart van de Conventie van Bern, de eerste grote internationale conventie rond auteursrechten (1886), waar een reeks algemene regels werd overeengekomen waaraan nationale auteurswetgeving moet voldoen. Daar is nadrukkelijk besloten dat voor auteursrechtelijke bescherming géén registratie van werk of maker noodzakelijk is. Het waren vooral de Europeanen die dat als belangrijke voorwaarde zagen. De Verenigde Staten kenden wel een vorm van registratie, en die werd pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw afgeschaft, toen de VS eindelijk de Conventie van Bern hadden geratificeerd. Nu moet Europa volgens de onderzoekscommissie het voortouw nemen om een nieuwe vorm van registratie verplicht te stellen. Dat wordt nog een hele politieke onderneming.

3. Uitzonderingspositie voor erfgoedinstellingen
In verschillende aanbevelingen spreekt de onderzoekscommissie zich uit voor wetswijzigingen die erfgoedinstellingen in alle lidstaten het recht geven om (digitale) kopieën van collectiestukken te maken vanuit het oogpunt van behoud van erfgoed op lange termijn. Nu is het niet overal toegestaan om voor dat doel reproducties te maken. Bovendien spreekt de commissie een aantal maal over ‘dark archives’, archieven waar kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken liggen die niet aan het algemene publiek beschikbaar mogen worden gemaakt. Ook daarbij kan de vigerende wetgeving in de weg zitten.

4. Overheden als hoeders van de digitale archieven
Het vierde punt is niet direct een roep op wetswijzigingen, maar spreekt de overheid aan op haar publieke taken en verantwoordelijkheden. De commissie legt de verantwoordelijkheid voor de financiering van digitalisering bij de overheden neer. Combineer dat met een door de commissie geciteerd onderzoek waaruit naar voren komt dat er 100 miljard euro nodig is om al het Europese erfgoed digitaal online te krijgen, en het is duidelijk dat het hier niet om een kleine financiële verantwoordelijkheid gaat, waar elke lidstaat zich zo maar aan wil verbinden.

5. Zeven jaar bescherming. Geen dag langer
Dat sluit aan bij een vijfde noemenswaardige ambitie, namelijk dat overheden partnerships zouden moeten aangaan met private partijen om financiering van digitalisering rond te krijgen. Daarbij stelt de commissie dat lidstaten nadrukkelijker werk moeten maken van nieuwe kansen voor business door digitalisering van erfgoed. De commissie komt in de aanbevelingen met een aantal randvoorwaarden voor zulke partnerships en businessdeals.

Een van de meest in het oog springende is de aanbeveling om private partners maximaal zeven jaar een bevoorrechte positie te verlenen voor de exploitatie van het gedigitaliseerde materiaal. Het is overigens niet gezegd dat iedereen er daarna (vrij) over kan beschikken. Maar die zeven jaar geeft een investeerder tijd om zijn investering in digitaliseren terug te verdienen. Deze aanbeveling is interessant, maar tegelijk waarschijnlijk lastig realiseerbaar, omdat het – gezien de schaal van de EU – een standaard kan scheppen voor dergelijke publiek-private partnerships. We hoeven niet te verwachten dat iedereen daar zonder dralen in meegaat. Voer voor de lobbyisten. Die zijn nu aan zet, en Kroes en Vassilliou zullen hen hard nodig hebben.
 

Ook interessant

Cookie toestemming
De KL-website gebruikt cookies om Google Analytics, YouTube en Vimeo mogelijk te maken. Lees meer over ons privacybeleid.