Loslaten en ruimte geven lijken de nieuwe toverwoorden bij gemeenten en andere overheden als het gaat om burgerinitiatieven. De overheid moet bezuinigen en kan niet alles voor de burger blijven doen. Dus worden burgers die zelf een buurthuis runnen, een speeltuintje aanleggen of dagbesteding voor ouderen organiseren als de oplossing gezien voor een terugtredende overheid. Ja, loslaten is belangrijk. Pas als een gemeente taken loslaat en zich hier ook niet meer mee bemoeit zullen burgers het initiatief nemen om zichzelf te organiseren. Maar toch wringt er iets in de discussie: kun je wel sturen op loslaten? Kun je als gemeente beleid maken waarin staat ‘wij bemoeien ons niet meer met het groen in de wijk’ of als rijksoverheid gemeenten opdragen ruimte te geven aan burgers? Sturen op loslaten lijkt paradoxaal. Je doet immers iets (sturen) om niets (loslaten) te doen. Het is als niet mogen denken aan een roze olifant. Erg moeilijk.
Terwijl loslaten en ruimte geven worden gepredikt, stuurt de overheid in de praktijk juist sterk aan op een soort modelburger en modelwijkonderneming…
De modelburger
Actieve burgers (modelburgers) worden vaak gezien als dé oplossing voor problemen van deze tijd: een inefficiënte overheid, de economische crisis en burgers die nauwelijks participeren in de samenleving. Het is het ‘Big Society’-denken dat definitief overgewaaid is uit het Verenigd Koninkrijk waarin het maatschappelijk middenveld taken van de terugtredende overheid op zich neemt. Maar hierbij moet de burger wel ‘binnen de lijntjes kleuren’ zoals mijn collega Marlieke Kieboom beschreef in ‘Gezocht: actieve burger (m/v)’. Burgers mogen van de overheid best verantwoordelijkheid nemen, maar dan wel binnen de voorwaarden zoals die door de overheid gesteld zijn. Het voorbeeld uit de inleiding, het speeltoestel, moet aan alle Europese veiligheidseisen voldoen (dus wordt het maar een ‘kunstwerk’ genoemd) en als het even kan dan houden burgers ook rekening met alle belangen en wensen van mensen in de buurt. De overheid wil best loslaten, zolang het maar gebeurt volgens het boekje.
De modelwijkonderneming
Ook de ‘wijkonderneming’ draagt de last van het ideaalbeeld van een financieel onafhankelijk en zelfstandige maatschappelijke onderneming zoals een buurthuis of zorgcoöperatie. Ze bestaan nog nauwelijks in Nederland, en daarom moeten leuke burgerinitiatieven zich ontwikkelen tot een echte wijkonderneming. Zo was althans de impliciete boodschap bij een bijeenkomst (zie verslag) over wijkondernemingen die Kennisland organiseerde voor het ministerie van BZK en Aedes. Onze opdrachtgevers hadden de zorg dat de bijeenkomst, de sprekers en de film niet genoeg zouden aansluiten bij dit ideaalbeeld van burgerinitiatieven die échte wijkondernemingen willen worden.
De vele ontwerpers van de modellen
Het is in het eerder beschreven ideaalbeeld van de Big Society opvallend dat er zoveel overheidsprofessionals zijn die zich bezighouden met de vraag hoe je burgers activeert en ondersteunt om het zelf te doen. Zij schrijven beleidsnota’s over het fenomeen van burgerinitiatieven in de wijk en hoe burgers hierin gestimuleerd en ondersteund kunnen worden. Het is goed als een gemeente kijkt naar belemmeringen en onnodig ingewikkelde regels en procedures. En het is goed als de gemeente zijn inhoudelijke expertise ter beschikking stelt. Maar betutteling en bemoeienis met burgers werkt niet als de energie en het initiatief juist vanuit burgers zelf moet komen.
Iets doen is makkelijker dan niets doen
Waarom is loslaten zo moeilijk? Dit komt doordat burgerinitiatieven zich vaak richten op (semi-) publieke taken en zich afspelen in de publieke en openbare ruimte. Het is de overheid die van oudsher zeggenschap heeft over en verantwoordelijk is voor wat er in de openbare ruimte gebeurt. En de macht en controle die je ooit had helemaal loslaten, dat is moeilijk. Het is daarom begrijpelijk dat een wethouder door de gemeenteraad wordt aangesproken op bijvoorbeeld een speeltuin die tot onveilige situaties leidt.
Daarnaast heeft de overheid als taak democratische principes zoals gelijkheid te waarborgen. Dus is het ook niet vreemd als er ophef ontstaat als zelforganisatie leidt tot nieuwe ongelijkheid tussen burgers die zich goed organiseren en burgers die daar niet in slagen. Ook als het wel goed gaat, is loslaten moeilijk. Als bewoners een buurthuis overnemen en het is een groot succes, dan wil de wethouder toch scoren met een foto in de krant bij ‘zijn’ succesvolle buurthuis. Er ontstaat een gat tussen taken waar de overheid verantwoordelijkheid voor neemt en waar de overheid op wordt aangesproken. Dit wordt versterkt door een combinatie van bestuurders die graag daadkrachtig willen zijn, de media die de druk opvoert bij incidenten en een ambtelijk apparaat dat hierop reageert met controlemechanismen. Dit beschrijven Van Twist, Karré en Cels van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in ‘Beleidsdruk een beschouwing’. Als er iets misgaat en de media duikt er bovenop is het als bestuurder moeilijk om te zeggen dat je niets doet. Een bestuurder wil graag daadkracht tonen en dit wordt ook van hem verwacht vanuit de gemeenteraad, burgers en de media. Je kunt nu eenmaal niet goed scoren op ‘loslaten’ of ‘niets doen’. Door de combinatie van incidentenpolitiek en de behoefte om daadkracht te tonen ontstaan nieuwe regels, controles en beloften die zich verder opstapelen.
Laat ook het boekje los
Er zijn natuurlijk veel publieke taken die de burger niet over kan nemen. En daar moet de overheid zich dus mee bemoeien. Maar verwacht dan niet dat burgers zich proactief op gaan stellen om de overheid te helpen. Als je wilt dat burgers meer initiatief nemen dan moet een overheid duidelijke keuzes maken in wat ze wel en niet doet. Dat betekent accepteren dat je als overheid zeggenschap verliest over wat er in de publieke ruimte gebeurt. En aanvaarden dat iets fout kan gaan en dat de kwaliteitsnormen en prioriteiten van burgers misschien wel anders liggen dan van de overheid. Overheden die krampachtig blijven sturen op wat burgers moeten doen geven geen ruimte aan eigen initiatief. In plaats van sturen op het gedrag van burgers moet er juist gestuurd worden op een cultuur binnen de overheid waarbij ‘niets doen’ en fouten maken mag. Als loslaten vanzelfsprekend wordt hoef je er niet meer op te sturen. Het gaat om het loslaten van de roze olifant.
Aster van Tilburg